bloem- en fruitstukjes tegen bruine gronden. Het bijwerk is meest vogeltjes, kapelletjes, torren, hagedissen en slangetjes, die hij zoo natuurlijk wist te plaatsen en te schilderen, dat zijne kunsttafereelen door hunne kunstrijke natuurlijkheid den geest der aanschouwers in eene verrukkelijke bedriegelijkheid als wegsleepten. Toen de beroemde historieschilder Mattheus Ter Westen hem, bij gelegenheid dat hij voor den heer van Oosthuizen te Hoorn schilderijen moest vervaardigen, aldaar bezocht, zeide hij onder het beschouwen van zijn werk meermalen: ‘Maar man is 't mogelijk! ik heb uwen naam nooit hooren noemen; zoo onbekend is uw edel kunstvermogen, schoon het de achting der geheele kunstlievende wereld verdient.’ Hij stierf den 30 October 1726. Zijne kunst bevond zich zoo in Engelsche als Nederlandsche kabinetten, o.a. bij den heer Pieter van den Brande te Middelburg en te Hoorn bij den heer van Beverwijk. In het stamboek van jufvrouw Koerten Blok berustten eene teekening en het portret van onzen kunstenaar met dit opschrift van Feitama:
Een' Zeuxis, die 't papier hervormende in taf'reelen,
Een Kanaän vertoont in Ooft en eêl Gebloemt,
Beschouwt ge in Hengstenburgh, wiens werk, in alle deelen,
Door kunstig Pluimgediert op 't hoogst zijn meester roemt.
Die Fenix doet, door 't puik der schoonste kunstgeschenken,
Ons 't zijner eeuwige eer, aan Koerten's kunst gedenken.
Zie behalve Immerzeel en Kramm t.a.p., Koerten Blok's Stamboek; van Gool, Schouburg van Nederl. Konstschilders, D. III. bl. 242 Abbing, Vervolg op Velius, Beschrijv. van Hoorn, D. II. bl. 71.