[Hengist en Horsa]
HENGIST en Horsa, volgens de Friesche sage, zonen van den Frieschen hertog Udolf Haron. Toen Friesland te overbevolkt werd, werd de hertog dagelijks aangespoord, om, naar oud gebruik, de beste en stoutste jongelingen te vergaderen, om bij loting als volkplanters uit te trekken. De hertog gaf eindelijk aan den wensch zijner onderdanen gehoor; de vergadering werd belegd en het lot viel op zijne zonen Hengist en Horsa, die kort daarop, omstreeks het jaar 385, aan het hoofd eener vloot naar Brittanje zeilden, waar Hengist den koning dus aansprak: ‘Wij zijn de zonen van Udolf, hertog der Friesen en met onze manschap bij het lot uitgezonden om elders landwinning te zoeken, en wij beiden zijn daarover tot hoofden aangesteld. Aldus uit gehoorzaamheid aan onze landswetten en overheid scheep gegaan, zijn wij onder het geleide van Wodan, dien wij bijzonder vereeren, en de godinne Fridi, hier aangeland, om u, of eenig ander vorst, dien onze hulp welkom is, te dienst te staan.’
Toen de koning den naam Wodan hoorde, vroeg hij daarop naar hunne godsdienst, en toen hij vernam dat zij heidenen waren, sprak hij: ‘Van uw geloof, dat niet dan ongeloof is, heb ik spijt, maar uwe komst verheugt mij, wijl ik u tegen mijne vijanden noodig heb, en zoo gij mij trouw dient en mijn land helpt beschermen, zult gij rijkelijk beloond worden.’
De Friesen zwoeren hem trouw en verdreven de Schotten uit Engeland.
Kort daarop liet Hengist nog meer zijner landgenooten overkomen en bouwde eene stad, waartoe hij, gelijk Dido, zoo veel land, als hij met een ossenhuid kon bedekken, verkregen en ook even zoo als zij te werk gegaan had. Aan deze stad gaf hij den naam van Cancastre, welke naderhand in die van Lancaster is veranderd. Niet lang daarna kwamen er nog meer Friesen, onder welke zijne schoone nicht Ronixa, over. Deze bragt, bij gelegenheid dat Hengist den koning in zijne stad had genoodigd en hem een feest gaf, dezen, eerbiedig buigende, uit een gouden beker met kostelijken wijn, een dronk toe en kuste hem met deze woorden: ‘Du leaver King wacht heil.’ De koning, door hare schoonheid betooverd, verkreeg hare hand, onder voorwaarde dat aan Hengist en Horsa zekere landstreek. Cantuarie genoemd, zou worden afgestaan. Verbitterd over dezen afstand onttroonden de rijksgrooten hunnen vorst. De broeders namen terstond de wapenen voor hem op, doch Horsa sneuvelde in een veldslag en Hengist werd gedwongen met de zijnen Engeland te verlaten. Het duurde echter niet lang