overvallen van den vijand, en ten getale van meer dan 400 afgemaakt. De overigen, die geland waren, bergden zich met de vlugt. De vloot stak in het volgende voorjaar wederom over naar Brasilië, daar zij eenigen buit behaalde en eenige vijandelijke schepen veroverde en vernielde. Van daar tot aan de Havana voortgezeild, overleed de admiraal Hendrikszoon op den tweeden van hooimaand 1626. 't Gezag was toen uit op de vloot, het scheepsvolk sloeg aan het muiten en men zag zich genoodzaakt, naar 't vaderland terug te keeren, alwaar de meeste schepen schier ledig en beschadigd terug kwamen.
Zie J. de Laat, Verh. van West-Indië, bl. 10-54, 59, 70, 72-83; Aitzema, Saken van Staat en Oorlog, D. I. bl. 336-343, 419, 553, 582; van den Sande, Nederl. Hist., bl. 120; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. XI. bl. 13, verv.