Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 534]
| |
beroemden schilder danken, geeft een lijst van zijne voornaamste stukken. In de kapel der H. Dymphna in de St. Jacobskerk te Antwerpen is een Epitaphium der familie Rockox. De schilderij, als middelstuk, het Laatste Oordeel voorstellende is door hem vervaardigd. In het Museum te Parijs bevindt zich: De jonge Tobias, vergezeld van een Engel, geneest zijn vader van de blindheid; Te Munchen: Christus aan het volk vertoond; Isaäk zegent zijn zoon Jacob; Johannes predikende in de woestijn; In het Museum te Brussel: De Afneming van het Kruis, deurstuk-Tripticon, welke twee deuren tot één stuk zijn zaamgevoegd, voorstellende: Jezus tusschen Judas en de krijgsknechten; In het paleis te Hamtoncourt in Engeland, een St. Hieronymus; In de Weener-Galerij, een Knielenden St. Hieronymus voor een cruifix in een grot; Christus roepende Matthaeus den Tollenaar tot zijn Discipel; Twee schilderijen, beide voorstellende: De Roeping door Christus van Matthaeus den Tollenaar tot de Discipelen; Het portret van den voortreffelijken kunstschilder Jan de Mabuse; Maria, het kindeke Jezus, de H. Johannes en de H Joseph; Karel de Stoute, hertog van Bourgondië, een stuk naar van Hemsen; Abraham staat bereid zijn zoon Isaäk te offeren; De Aanbidding der Wijzen; Eene heilige familie enz. Van Hemsen heeft, over het algemeen, groote stukken geschilderd. In zijn eersten tijd waren de vleeschtoonen roodachtig en alles scherp behandeld. Later is hij dit, door het meer bestuderen der natuur, geheel te boven gekomen, hetgeen vooral in zijne historische onderwerpen, welke hij van 1537 tot 1548 vervaardigd heeft en die bekend zijn, te zien is.
Zie Immerzeel, Levens en Werken van Hollandsche en Vlaamsche Kunstschilders, D. II. bl. 90.: Kramm, Levens en Werken der Hollandsche en Vlaamsche Kunstschilders, D. II. bl. 676; van Mander, Levens der Schilders, bl. 205a.; S. van Ampzing, Beschr. van Haarlem, bl. 345; Schrivelius, de eerste stichtinghe van | |
[pagina 535]
| |
Haarlem, bl. 360; Kist en Royaards, Archief voor Kerkelijke Geschied., D. IV. bl. 166; Guicciardyn, Beschrijv. der Nederl., bl. 126. |
|