De handvol aanteekeningen teruggekaatst, Rott., 1787. gr. 8o.
Over het regt en de verpligting, om in zaken van godsdienst voor zich zelven te oordeelen, in Verhandel. van Teylers genootsch., D. XI.
Oratio de prudenti etc., Leovardiae 1791. 8o.
Idem uit het Latijn vertaald, Leeuwarden 1791. 8o.
Verhandeling over de vraag: of Jezus en zijne leerlingen zich somtijds naar de volksbegrippen hebben geschikt, te Haarl. 1792. gr. 8o. (met die van W. de Vos) en in Verh. van Teyl. G. D. XII.
Oratio funeb. in obitum viri clar. A.A. van der Meersch, Amst. 1751. 4o.
Lijkrede op A.A. van der Meersch, uit het Latijn vertaald door P. Weiland, Leeuwarden 1792. gr. 8o.
Zijn er goede gronden om Gode hartstogten en aandoeningen toe te schrijven, in Verh. v.T.G.. D. XIV.
Proeve ter beantwoording der vrage, betreffende het bestaan van beginselen eener belanglooze goedwilligheid in het menschelijke hart, Leeuwarden 1798. gr. 8o.
Beginselen der Kantiaansche wijsbegeerte, Amsterdam, 1796-1798. 4 D. gr. 8o.
Magazijn voor de Kritische wijsbegeerte en de geschiedenis van dezelve, 6 d., 18 stukken, Amsterd, 1799, 1803.
Over 's menschen voortreffelijken aanleg, zigtbaar ook in zijne vatbaarheid voor het verhevene, den 1 Febr. 1804 in Felix Meritis gehouden, Leeuwarden 1804 8o.
Zelfverdediging tegen de beschuldiging van G. Bonnet, Amst. 1804. gr. 8o.
Aan van Hamelsveld, Amsterd. 1808, gr. 8o.
Lektuur bij de ontbijt- en theetafel, 10 stukken, 1804-1808.
Epistola ad Danielem Wyttenbachium, Amst. 1809. 8o. maj. Hiervan verscheen in hetzelfde jaar nog eene uitgaaf.
Trias Epistolarum, ad D. Wyttenbach., Amsterd. 1810. 8o. maj.
Strena ad Danielem Wyttenbachium, missa ipsis Cal. Januariis 1815, Hagae, 1814. 8o. maj.
Zie Konst- en Letterbode, 1825. D. I. bl. 96, 130; Des Amorie van der Hoeven, Tweede Eeuwfeest van het Semenarie der Remonstranten, bl. 194, volgg.; Nieuwenhuis, Woordenb. van Kunsten en Wetenschappen, D. III. Aanhangsel, o.h.w.; van Kampen, Geschied. der Ned. Lett. en Wetensch., D. II. bl. 589, 590, 591; Glasius, Godgel. Nederl., 5de Aflev., bl. 67; Bouman, over J. Heringa als voorstander van het Vaderland, bl. 146, verv.; Kist en Royaards, Kerk. Archief, D. V. bl. 242, 253, 259, 296, D. VI. bl. 210, 212; Verslag van de Derde Kl. van het Kon. Ned. Inst. 1821; Tideman, de Remonstr. Broederschap, bl. 25;