Zie J. Koning, Geschiedenis van het slot Muiden, bl. 53, 69; Hoofts' Brieven, Nos. 474-484, 536-543, 554, 771; Brandt, Leven van Hooft, passim.; Scheltema, Redev. over de Brieven van Hooft, bl. 31, 32, 95, 96, 97, 98; Vondel, Poëzy 1658, bl. 478; G. Brandt de Jonge, Gedichten, (1649) bl. 88; Barlaei, Poem., p. 70; Cat. Mss. van Voorst, p. 173.