grooten naam en sterken toeloop der Hervormden, bijzonder van regeringsleden en andere aanzienlijken. Ten gevolge daarvan was eene uitbreiding van het kerkgebouw noodig, die dan ook in zijn tijd heeft plaats gehad, en welk uitgebreid en verfraaid kerkgebouw hij op den 18den Januarij 1756 in wijdde met eene rede over Jesaia 54. vs. 2 en 3a, die te Zierikzee kort daarna is in het licht gegeven.
Inmiddels was van der Heide in hetzelfde jaar naar Gouda beroepen, welke gemeente hij in 1757 met die van 's Gravenhage verwisselde, waar hij insgelijks de nieuw gebouwde kerk in 1761 met eene predikatie heeft ingewijd en waar hij in 1791 overleed.
De beide genoemde leerredenen zijn getiteld:
De heerlijke uitbrijding der kerke Gods, voorzegt door Jehovah's Geest en opgeteekent door zijnen H. Ziender Jesaias, Cap. 54. vs. 2, 3, Zierikzee, 1756. 4o.
Het echte geschrift der Godgewijde kerk-tempelen, vervat in Jacobs verrukkende taal, Genes. 28. vs. 27, 's Gravenh. 1761.
Hij leverde voorts eene verbeterde uitgave van het Geestelyk Zielenvermaak van Martini.
Zie Schultz Jacobi en Domela Nieuwenhuis, Bijdr. tot de Geschied. der Luth. Kerk in de Nederl., St. VI. bl. 22-29, St. VII. bl. 76-81; Domela Nieuwenhuis, Geschied. der Luth. Gemeente te 's Hage, bl. 54, 97.