deze betrekking waar tot 1795, toen hij zich, ten gevolge der maatregelen van het voorloopig bestuur, daarvan ontslagen achtte. Hij verliet in 1802 het land, zette zich te Dusseldorp neder en overleed er den 14den Maart 1818.
Ook deze van Haren was een man rijk in deugden. Beoefenaar der wetenschappen als hij was, bezat hij eene bijzondere lust voor de geschiedenis. waarvan een foliohandschrift, door hem met eigen hand in het Fransch geschreven, getuigen kan. Hij was gebuwd te Odijk, in 1784, met jonkvrouwe Beatrix Laurentia van Roosmale van Utrecht afkomstig, die geroemd wordt als zijn evenbeeld in de uitmuntendste hoedanigheden van het hart. Hunne drie kinderen, Daam, Adel en Louisa, overleden op jeugdigen leeftijd.
Zie Halbertsma, het Geslacht der van Haren's, bl. 291-293.