[Duco van Haren]
HAREN (Duco van), oudste zoon van den voorgaande, geboren te 's Gravenhage den 6den November 1747, bekleedde eerst verschillende eerampten in Friesland; maar, den 11den Mei 1772 eene vertooning in den schouwburg te Amsterdam bijwonende, redde hij bij gelegenheid van den brand, de eenige dochter van den heer van den Heuvel, Sara genaamd, hetwelk niet slechts een huwelijk tusschen hen beiden ten gevolge had, maar ook, dat hij zich te Amsterdam nederzette, om zijnen schoonvader, die op onze West-Indische volksplantingen handelde, in de zaken op te volgen. Hij behoorde tot hen, die in 1781 te Amsterdam het Vaderlandsch Fonds ter aanmoediging van 's lands zeedienst en ter ondersteuning der behoeftige weduwen van gesneuvelde zeevarenden oprigtten. In 1787, bij den inval der Pruissen, verliet hij Amsterdam en begaf zich naar het Bildt, waar hij in het volgende jaar tot grietman gekozen werd. De omwenteling van 1795 noodzaakte hem zijnen post te verlaten en de wijk naar Duitschland te nemen. Zijn vermogen door het bedrog van eenen zijner klerken, en door zijne onbegrensde hulpvaardigheid, uitgeput zijnde, moest hij naar een middel van bestaan uitzien, en zag hij zich aangesteld tot gouverneur van den jongen prins van Saksen-Weimar. Op het laatst van zijn leven trof hem het ongeval, dat een zware koffer bij het omvallen van een postwagen op zijne borst viel, en eene kwijning ten gevolge had, die in 1801 te Weimar een einde aan zijn leven maakte. Hij was een man van buitengewone ligchaamsschoonheid, en tevens van voortreffelijke zielsvermogens; bovenal wordt zijn uitstekend geheugen geroemd. Zijne vrouw overleed in 1785. Zij schonk hem vier kinderen, als: 1. Pieter Willem, lid van de ridderschap van Friesland en later majoor in Engelsche dienst. Met hem stierf in 1850 het laatste mannelijk lid van het geslacht van van Haren uit; 2.
Jan Poppe Andrée, ritmeester, in 1801 overleden; 3. Sara Adel; 4. Anna Johanna Maria, gehuwd met jonkheer L.R. Ockers Gevaerts, lid der Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Zie Verv. op de Vaderl. Hist. van Wagenaar, D. III. bl. 345, 353-355; Halbertsma, het Geslacht der van Haren's, bl. 290; van Sminia, Niouwe Naaml. van Grietmann. bl. 323, 324.