[Martinus van den Ham]
HAM (Martinus van den). De naam van dezen edelen en onverschrokken menschenvriend mag hier niet onvermeld blijven. Hij werd den 8sten Maart 1795 te Bergen op Zoom geboren. Zijn vader soldaat zijnde, genoot van den Ham eene zeer onvolledige opvoeding, en was hij reeds 12 jaren oud, zonder dat er aan zijne vorming eenige hand was gelegd. Toen gelukte het echter zijn vader den moedigen en sterken knaap eene plaats te bezorgen in de kweekschool te 's Gravenhage. Daar genoot hij slechts drie maanden het onderwijs, toen zijn vader uit de dienst werd ontslagen en zich met der woon naar den Helder begaf, werwaarts Martinus hem volgde, en nu geheel van het onderwijs verstoken, met visschen en varen zijn tijd doorbragt, hetgeen later zijne broodwinning werd.
Op achttienjarigen ouderdom nam hij als soldaat dienst; maar deze stap berouwde hem spoedig, daar de zee het eenige element was, waarop hij zich kon bewegen. Toen Koning Willem I echter uit de landmagt de zoodanigen opriep, die lust hadden om naar Oost-Indië te gaan, was van den Ham de eerste die zich daartoe aanbood.
Gedurende een achttal jaren diende hij nu als matroos het land, nadat hij met Elisabeth Mulder, van Rotterdam, gehuwd was, die hem, ingevolge het hem daartoe verleende gunstig verlof, op zijne togten vergezelde, en hem vier kinderen schonk, die in even zoo vele werelddeelen geboren werden. In 1821 gepasporteerd, zette hij zich aan den Helder neder en kocht, voor zijne spaarpenningen, een vaartuig, waarmede hij in zijn onderhoud en dat der zijnen voorzag, maar waarmede hij zich ook een naam maakte, die naast Naerebout en Woltemade behoort genoemd te worden.
Ons bestek laat niet toe in het breede uit te wijden over 's mans stoute en herhaalde pogingen ter redding van zijnen evenmensch. Nadat hij bij onderscheidene gelegenheden zijn moed getoond had, in het redden van schipbreukelingen bij hevigen storm, kwam aan den avond van den 17den October 1834 het berigt tot hem, dat bij Kalandsoog een brik was gestrand. De zee was tot zulk eene verbazende hoogte gestegen, dat de reddingboot niet meer langs het strand te krijgen was. De moed van velen bezwijkt; die van van den Ham niet. Weldra is zijn vermetel plan tot rijpheid gekomen. Vier der zijnen, Jan Dito, Pieter Nannings, Martinus Steil en Harmen Zeeman, allen aan den Helder woonachtig, moeten hem in de uitvoering helpen. Hij bindt zich eene lijn om het lijf, plaatst de vier genoemden tot aan de