[Daniel van Halteren]
HALTEREN (Daniel van) werd den 28sten April 1771 te Leiden uit deftige ouders geboren. Zijn vader, mr. Hendrik Balthasar van Halteren, was burgemeester der genoemde stad, zijne moeder heette Cornelia van Poot. Hij genoot eene beschaafde en zorgvuldige opvoeding, eerst aan de latijnsche, en daarna aan de hoogeschool in zijne geboorteplaats. Aldaar den 4den November 1791 tot doctor in de beide regten bevorderd, ten gevolge der loffelijke verdediging van zijn academisch proefschrift de arbitris, bleef hij geruimen tijd buiten bediening, zich voornamelijk bezighoudende met het bestuur eener uitgebreide en belangrijke fabriek. Eerst in 1803 werd hem, door het toenmalig departementaal bestuur van Holland, den post van schepen der stad Leiden opgedragen. In het volgende jaar werd hij door het staatsbewind der Bataafsche Republiek tot directeur van den Levantschen handel aangesteld, en in 1808, door koning Lodewijk tot hoofdofficier van zijne geboorteplaats, waarmede de waardigheid van promotor bij de universiteits-vierschaar verbonden was. Tijdens de Fransche overheersching werd hem in 1811 door keizer Napoleon den post van president der regtbank van eersten aanleg, zitting houdende te Leiden, opgedragen, in welken hij later door koning Willem I bevestigd werd. Deze betrekking, te gelijk met die van hoogheemraad van Rijnland, waarmede hij in 1818 bekleed werd, nam van Halteren met ijver waar, totdat de dood, den 13den November 1828 te Leiden, een einde aan zijn allezins werkzaam en hoogst nuttig leven maakte. 's Mans lof is naar waarheid verkondigd door den hoogleeraar Siegenbeek, in de hier onder aangehaalde bron.
Van Halteren, die, behalve de genoemde, nog vele andere maatschappelijke betrekkingen vervulde, had geen tijd om eenig deel der letteren en wetenschappen opzettelijk te beoefenen. Nogtans was hij met eene groote liefde tot dezelve bezield, en bezat hij geene geringe mate van algemeene kennis en beschaafdheid. In het bijzonder hield hij zich, zooveel hij kon, met de beoefening der ge-