van 36 stukken, doch kreeg, na de aankomst te Batavia, last om met een smaldeel van het eskader een togt naar de Molukkos te ondernemen. Ofschoon op denzelven geene merkwaardige gebeurtenissen plaats hadden, werd door de doeltreffende maatregelen van van Halm, in overeenstemming met de dienaren der Oost-Indische Maatschappij, het gezag van dezen, dat in de Molukkos zeer vervallen was, hersteld, en haar aanzien en hare magt bevestigd. Ook deed hij eenige voor de zeevaarders niet onbelangrijke ontdekkingen. Uit de Molukkos teruggekeerd werd van Halm met zijn smaldeel onmiddellijk gezonden naar Malakka, werwaarts de bezetting van Riouw gevlugt was, nadat die stad door Sooloosche zeeroovers veroverd was. Hij had vervolgens deel aan de daarop gevolgde herovering van die plaats, en nam met het eskader in 1789 de terugreis naar het vaderland aan.
In 1793 had de kolonel en kapitein ter zee van Halm het bevel over den regter vleugel der vloot, strekkende van de Willemstad tot de Steenbergsche Vliet, en werkte als zoodanig mede tot het behoud van de provincie Holland, bij den inval der Franschen in ons land. Hij voerde toen het bevel op het fregat de Prinses Frederika Wilhelmina, waarmede hij ook, in vereeniging met den kapitein van Woensel, de Oost Indische retourvloot tot Hitland te gemoet zeilde en behouden in het vaderland bragt.
Het verdere levenslot van den verdienstelijken van Halm is ons niet bekend. In welken graad van bloedverwantschap hij tot den kadet ter zee van Halm stond, die in 1784 bij de verovering van Malakka sneuvelde, is ons niet bekend.
Zie Vorvolg op de Vaderl. Hist. van Wagenaar, D. III. bl. 245; van Kampen, de Nederl. buiten Europa, D. III. bl. 342; van Hall, Lev. en karakt. van van Kinsbergen, bl. 74; de Jonge, Geschied. van het Nederl. Zeewez. D. V. bl. 527, D. VI. St. I. bl 198, 240, 245, 252, 468.