[Herman Hajo]
HAJO (Herman), te Groningen geboren in het begin der zestiende eeuw. Van hem is ons niets bekend; doch de lofspraken van den grooten Erasmus op hem noodzaken ons zijnen naam alhier te vermelden.
Erasmus schreef: ‘Die jongman (Hajo) was mij door de brieven van vele personen ernstig aanbevolen; waarvoor ik hen bedank, omdat ik daardoor kennis heb gekregen met een verstand, dat uit zoo vele hoofden waardig is bemind te worden.’ Eders noemt hij hem ‘een jongman van eene zeer groote verwachting,’ en verder ‘een jongman die onder de geleerden vermaard zal worden;’ op een andere plaats getuigt hij van hem ‘dat hij van zoo gelukkigen inborst is, dat hij alleen bekwaam schijnt te zijn om de opvolger van Rudolf Agricola's lof te worden, en den roem van zoo groot een man gaande te houden, wiens landsman en nabestaande hij ook is.’
Voorst heeft Erasmus twee brieven aan Hajo geschreven; de eerste, de 609de van zijne gedrukte brieven, is uit Leuven geschreven in 1521; de tweede, zijnde de 689ste van gemelde brieven, is uit Bazel geschreven in 1514.
Zie (van Heussen en van Rhijn) Oudhed. van Gron. bl. 132.