vrouw, voortreffelijk door hare deugden, die met haren echtgenoot twee en dertig jaren vroom en liefdevol geleefd heeft, beiden te 's Hage binnen het tijdsverloop van een jaar zalig ontslapen zijnde, is hier, waar hij den heiligen doop ontving, op beider verlangen, het sterfelijk overschot begraven, tot dat het onsterfelijk zal opstaan. Hij was geboren den 28sten Januarij 1578. Zij in 1579. Hij overleed den 12den Augustus 1654. Zij den 24sten Julij 1655. De aarde drukke hen zacht, die niemand hard vielen, maar voor allen weldadig waren. Beider gezamenlijke erfgenamen hebben dit gedenkteeken opgerigt in het jaar des Heeren 1656.
Eene geschilderde afbeelding van Haga en zijne echtgenoot is voorhanden bij den heer A.D. Schinkel te 's Gravenhage, bij wien ook eene hoogst belangrijke verzameling, meest eigenhandige brieven van Haga, berust, door hem, van 1613 tot 1616, geschreven uit Konstantinopel aan den raadpensionaris Adriaan Pauw. Het op die brieven voorkomende wapen van Haga, hetwelk ook van elders bevestigd wordt dat zijn wapen was, vertoont een gaande beer aan een paal, die voor hem staat, verbonden, op een zilver veld. Blijkens eene vriendelijke mededeeling ons geworden door den heer rijks archivaris R.C. Bakhuizen van den Brink, berusten er op 's rijks archief een aantal geschriften van Haga, bestaande uit zeven vrij dikke liassen of pakken, waarvan het te wenschen ware dat er voor de kennis van onze betrekkingen en handel op de Levant een nuttig gebruik werd gemaakt.
Zie Baudartius, Memoryen of cort verhael der Gedenckwaerdigste gheschied. B. IV. bl. 179-182, B. VIII. bl. 54-56, B. IX. bl. 111, 226; Revius, Daventr. Illustr. p. 670; van Meteren, Ned. Hist. D. X. bl. 348, 351, 460-470; Barlaei, Poemata, (Amst. 1655. 8o). pars II. p. 379; Groot Placcaatboek, D. III. B. I. 13de titel, bl. 383 en volgg; Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh, D. II. B. XIX. bl. 623, B. XX. bl. 667; van Leeuwen, Batav. Illustr. D. II. bl. 1483; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. X. bl. 49, 50; van Wijn, Aanm. en Bijv. D. X. bl. 26; Dezelfde, Nalezingen enz. D. I. Bijl. II; te Water, Hist. van het verb. der Edel. D. II. bl. 441, 442, D. III. bl. 537; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 415, 416; Dezelfde, Rusl. en Nederl. D. I. bl. 404; Vreede, Nederl. en Zweden, bl. 25-42, 75, 141-143, 168, 203, 204; Dezelfde, Verh over den Hoogen Raad, enz. in het Jaarb. van de Regterl. Magt, 1839, bl. 32, 33; Collot d'Escury, Holl. roem, D. II. Aant. bl. 187-189; Canneman, Diss. de Batavorum Mercatura Levantica, p. 28, 98, 141, 163; Kist en Royaards, Nederl. Archief voor Kerk. geschied. D. II. bl. 421, 422; Nijhoff, Bijdr. voor Vaderl. geschied. en Oudheidk. D. IV. bl. 28; van Harderwijk, Levensschets van
Mr. Cornelis Haga, en Nog iets over Mr. Cornelis Haga, in Jaarb. voor de Stad en het Kanton Schiedam, 1849 en 1850.