[Hendrik van Haemstede]
HAEMSTEDE (Hendrik van). Niet waarschijnlijk is het, dat hij een afstammeling of bloedverwant van den voorgaande was, waarvoor sommige schrijvers hem willen houden. Hij was de zoon van zekeren Joris van Haemstede die te Amsterdam woonde, waar Hendrik geboren is. Hij studeerde in de godgeleerdheid en werd den 30sten April 1724 te Ouwerkerk als predikant bevestigd. Den 14den September 1740 bij de Nederduitsche Hervormden te Londen beroepen zijnde, nam hij den 16den October daaraan volgende afscheid van zijne eerste gemeente en werd te Londen op den 1sten Januarij 1741 bevestigd. Hij nam zijn ambt waar tot in 1751, toen hij door Henricus Putman vervangen werd. Hij overleed te Londen in 1765 en schreef:
Stellige belydenis der Goddelyke waarheid, Amst. 1738. 8o.
Korte belydenis der Goddelyke waarheid, Amst. 8o.
Gedachtenis van Gods wonderen, of Jubelpreek op het tweede Eeugety der Hervorminge des Godsdienst van Engeland, in het bijzonder der gifte van de Augustiner Monniken Kerk door Koning Eduard den Zesden, aan de Protestantsche Vreemdelingen binnen Londen, den 24 Julij 1550, gedaan over Ps. CXI:4. 1ste Deel: Hij heeft zijne wonderen eene gedachtenis gemaakt, uitgesproken in dezelfde Kercke, den 24 Julij 1750, Amst. 1750. 4o.
Achter deze leerrede is eene Lijst van Predikanten, welke te Londen, uithoofde van deze stichtinge van Eduard zedert 1550 tot 1750 het Euangelium hebben gepredikt.
Verhandeling over de wedergeboorte, Amst. 1753. 8o.
Zie Boekz. der gel. Wereld, 1724. a. bl. 121, 363, 494, 593, 1740. b. bl. 361, 369, 551, 1741. a. bl. 224; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek., D. I. St. I. V; Arrenberg, Naamreg. van Ned. Boek.; 's Gravesande, Twee honderdjarige Gedacht. der Synode van Wesel, bl. 49, 173; Algem. Konst- en Letterb. 1826. D. I. bl. 315; De Navorscher, D. I. bl. 17, 163, 196.