Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
bemagtigd. Diederick van Haeften besloot haar weder in de magt van haren wettigen vorst te brengen, en bewerkstelligde dit door de volgende krijgslist. Hij had namelijk een veerschip met rijzen bevracht en daaronder een aantal krijgsknechten verborgen. 's Morgens vroeg aan de waterpoort gekomen zijnde, begaf zich van Haeften, als een koopman vermomd, naar de poort, waarop de poortwachter hem vroeg wat zijne lading was. Van Haeften riep hem luidkeels toe: Rijsen. Op dit woord sprong het volk uit het schip, nam den poortier de sleutels af en drong aldus onvoorziens de stad in. ‘De burgers dit vernemende,’ zegt Slichtenhorst, ‘waren van vreugde niet bij haar zelven, en schreeuwden uit eenen mond Gelre, Gelre.’ De bezetting op het slot was, in plaats van de stad te bewaken, grootendeels op roof uitgegaan, en toen nu de slotbrug met behulp der burgerij nedergelaten was, nam het overige deel der bezetting de vlugt. Diederich van Haeften was gehuwd met Agnes van Broekhuizen, vrouwe van Kalbeek.
Zie Slichtenhorst, Geld. Geschied. bl. 330; te Water, Hist. van het verbond der Edel. D. II. bl. 434. |
|