jaren. Zijne afbeelding ziet als silhouette het licht. Hij was lid van een aantal geleerde genootschappen, die zijne verdiensten op prijs stelden. Hij deed zich als een bekwaam heelkundige kennen door de volgende werken en verhandelingen:
Korte verhandeling van de geschotene wonden, nevens eenige bedenkingen over het in- en uitwendig behandelen van lijderen, wier ledematen afgezet zijn, enz., Amst. 1747. 8o.
Over de klier- knoest- en kankergezwellen, tegen A. Storck, Amst. 1761. 8o.
Oordeelkundige verhandeling over de eijernest-zakwaterzugt der vrouwen. In Verh. van de Holl. Maatsch. van Wetensch. te Haarl. 1762. bl. 543.
Aanmerkingen over het ontstoken korst-achtig vel, op het, uit een aader gelaaten, bloed. In dezelfde Verh. 1769. bl. 385.
Berigt om exter oogen en uratten gemakkelijk te doen verdwijnen. In dezelfde Verh. 1771. bl. 605.
Bericht wegens het ligtvaardig insteeken van kreeftenoogen in de oogen der menschen. In dezelfde Verh. 1776. bl. 301.
Aanwijzing om de uitwendige slag-adergezwellen op eene gemakkelijke wijze te genezen. Uit het Italiaansch vertaald naar Carolus Guattani, met een aanhangsel van waarnemingen vermeerderd, Rott. 1779. 8o. met pl.
Aanmerkingen over het schadelijk en gevaarlijk afhalen van de nageboorte van een kind. In de Verh. van het Bat. Gen. te Rott. 1781. D. VI. bl. 75, en later afzonderlijk te Amst. 1797. 8o.
Aanmerkingen over de winterhanden en wintervoeten. In den Algem. Konst- en Letterb. 1781. D. III. St. II. bl. 592.
Aanmerkingen over het schadelijk gebruik van keurslijven en over den krommen ruggraad of bogchels. In hetzelfde tijdschr. 1782. D. IV. St. II. bl. 140.
Kort berigt om bedorven, stinkend water, zeer ras en onkostbaar, niet slegts drinkbaar, maar aangenaam en gezond te maken. In hetzelfde tijdschr. 1783. D. V. St. II. bl. 439.
Kort berigt nopens het gebruik van kraanoogen of braaknoten (nux vomica) in de roode loop; met eenige aanmerkingen. In hetzelfde tijdschr. 1784. D. VI. St. II. bl. 572.
Bericht van de koortsen, met uitstorting van melk in den buik der kraamvrouwen, welke in het Hôtel Dieu, te Parijs, geheerscht hebben; met eenige aanmerkingen daarover. In hetzelfde tijdschr. 1785. D. VII. St. II. bl. 651.
Genees- en heelkundige waarnemingen of stellingen. In den Nieuwe Algem. Konst- en Letterb. 1787. D. II. St. II. bl. 8, 146, 193, 244, 382.
Proeve over de hersenen en zenuwen en eenige van derzelver ziekten, Amst. 1788. 8o, 2de druk.