Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Eerste stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 10]
| |
heer was hij onvermoeid werkzaam en bij heerschende volksziekten legde hij een voorbeeldigen moed aan den dag. Hij was, behalve lid van vele in- en uitlandsche genootschappen, ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, president der plaatselijke, en secretaris van de provinciale commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt in Noord-Holland. Hij overleed te Amsterdam den 20sten Julij 1840 en maakte zich ook als luimig dichter bekend, wiens gedichten met graagte werden aangehoord, vooral wanneer hij ze zelf voordroeg. Zijne afbeelding ziet het licht, maar is niet algemeen verkrijgbaar. Hij schreef: Aan mijne landgenooten, Amst. 1805. 8o. Dichtstuk bij de 5de verjaring van het Amsterdamsch genootschap ter bevordering der koepok-inënting, Amst. 1809. 8o. Verhandelingen, Amst. 1814. 8o. 2 stukken. Redevoering ter nagedachtenis van N.W. Rauwenhoff, Amst. 1818. 8o. Bij den heldendood van van Speyk, Amst. 1831. 8o. Voorts plaatste hij een dichtstuk in het Verslag van het 300jarig bestaan van het Burgerweeshuis, bezong met anderen de nagedachtenis van Cornelis Loots, en maakte zich ook als genees- en heelkundig schrijver bekend, door de volgende verhandelingen: (Met J.C. Albrecht) Verzameling van waarnemingen over de buikwonden. In Verh. van het Gen. ter bevord. der Heelk. te Amst. 1802. D. VII. bl. 1. Iets over den buikloop, welke zich menigmaal in het St. Pieters Gasthuis te Amsterdam vertoont. In de Nieuwe Vaderl. Biblioth. 1802. D. VI. St. 2. bl. 434. Proeven met het oorspronkelijk aqua Binelli en met dat van Vrijdag Zijnen. In den Algem. Konst- en Letterb. 1833. D. II. bl. 402.
Zie Amst. Handelsbl. van den 21sten Julij 1840; Algem. Konst- en Letterb. 1840. D. II. bl. 50, 51; de Jong, Naaml. van Boek.; Brinkman, Naamlijst van Boek. bl. 471; Holtrop, Bibl. Medico-Chirurg.; van der Aa, Nieuw Woordenb. van Dicht.; Muller, Cat. van Portrett. |
|