Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 7
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 586]
| |
Faxh, den raad van Gwijn in. Deze bekwam, door het geven van eenen wijzen raad, het gewenschte vertrouwen, en nu gelukte het hem, om door het stout ten uitvoer brengen van eenen, sedert langen tijd bedachten list, met behulp zijner medeslaven, de Spanjaarden en daarna de galei te vermeesteren. De verovering geschiedde op de volgende wijs: De kapitein der galei vroeg, op het oogenblik van het grootste gevaar, aan Gwyn, of het schip nog te redden zou zijn, en zoo ja, wat er dan gedaan moest worden? De raad was, zeil te verminderen, weinig volk boven op het schip te laten, en meer volk aan de riemen te zetten, welke laatste tusschen de roeijers konden geplaatst worden. Na alzoo de Spanjaarden van elkander gescheiden te hebben, gaf Gwyn het voor lang afgesproken teeken van opstand. Hij wierp zijn kapje tegen den grond, en stak zijn hand in de hoogte, en nu vatte elke slaaf den naasten Spanjaard bij den kop, en kwetste dezen, onverwachts, doodelijk aan de linkerzijde van den hals, met de mesjes, welke de galeislaven doorgaans bij zich droegen, om tandenstokers en dergelijke snuisterijen te vervaardigen; daarna werden de overige manschappen gemakkelijk overweldigd en over boord geworpen. De bevelhebber der galei Royal, Don Diego de Madrana, achterdocht gekregen hebbende, vervolgde thans de Vesana, doch Gwyn sprak de zijnen moed in, vermeesterde de galei sloeg het krijgsvolk, dat er op was, dood. ‘Dit aldus geschied wezende’, schrijft Bor, ‘dankten zij God van soodanighe verlossinge ende begaven hen allen 't samen onder de ghehoorsaemheyt van Meester Gwyn, die onlanex te vooren selfs alle mystyrien ende slavernye onderworpen was.’
Zie verder over dit heldhaftig bedrijf en de verdere lotgevallen van Gwyn en zijne togtgenooten: De lofbare, ongchoorde en memorabele daden van David Gwyn, Engelsman, ten dienste van sijne Prince en Vaderland. Met den middel van sijn verlossinghe, uit de Spaansche galeij, alwaar hij was gheweest als arme slave, meer als elf jaren door sijne eigene industrie ende subtile praktijke, Delft bij Cornelis Janszoon 1588 4o.; Bor, Ned. Oorlog B. XXV. fol. 8; Scheltema, de onoverwinnelijke Vloot bl. 134, 140. |
|