[Tobias Gutberleth]
GUTBERLETH (Tobias), (de oude) werd in 1609 geboren te Hessen-Cassel, moest, nadat zijne ouders door de Kroaten vermoord waren, uit zijn vaderland vlugten en vond bescherming bij zijnen, boven genoemden, oom te Deventer, die hem in de letteren opleidde. Zijn studiën volbragt hij te Leiden en Groningen en werd, nadat hij het jaar 1625 te Bremen had doorgebragt, in 1627 Conrector te Dokkum en twee jaren later Rector, als opvolger van Hen. Ub. Schoning (in 1618 de uitgever van v. Munster's Spookenboek). Vervolgens werd hij Conrector te Leeuwarden, in welke betrekking hij curatoren zoo goed voldeed, dat hij zijn traktement in 1643 met f 100.- verhoogd zag en in 1652 opvolger van Colde werd als Rector. Volgens getuigenis van een leerling als Camp. Vitringa heeft de school onder zijne leiding bijzonder gebloeid. Hij stierf in 1662 en liet vele latijnsche verzen na, welke zijn zoon Werner in 1667 uitgaf onder de titel van T.G. Poëmata pleraque posthuma, met eene opdragt aan aanzienlijke vrienden, welke een levensschets bevat. Behalve deze had hij bij zijne gade Anna Sprong nog een zoon, Bronger. Beide hebben ook in de letterkundige wereld naam gemaakt.
Een merkwaardig Album van Tob. Gutberleth, van 1624 tot 1655, voorzien van ruim 60 inschriften van geleerden, waaronder uitstekende personen, bezit Jhr. F.A. Ridder van Rappard te 's Hage, die het beschreef in zijn Overzigt eener verzameling van Alba Amicorum, in de Werken der Maats. van Letterkunde te Leiden.
Volgens mededeeling van onzen medewerker W. Eekhoff, met verwijzing naar de Wal, Oratio de claris Frisiae jurisconsultis, p. 188; Boot, de historia Gymnasii Leocardiensis, p. 26.