[Guilielmus of Willem van Enckevoort of Enkevoort]
GUILIELMUS of WILLEM VAN ENCKEVOORT of ENKEVOORT, in 1464 te Mierlo geboren, was eerst kanunnik der O.L. Vrouwenkerk te Antwerpen, vervolgens proost der kerk van Mechelen, in 1521 deken van het Collegiale Kapittel van 's Hertogenbosch, proost van St. Salvator te Utrecht, door den afstand van Adrianus, VI die den kardinaalshoed had ontvangen. Toen deze Paus was geworden, benoemde hij hem tot Dataris, bisschop van Derthusè in Spanje en in 1523 tot kardinaal. Nadat Hendrik van Beijeren afstand had gedaan schonk Clemens VII hem den bisschopsstoel van Utrecht (1529). Hij bleef echter te Rome, waar hij in 1534 overleed en in de kerk van de H. Moeder Gods de anima, bij de grafstede van Adriaan VI, is begraven. Een uitgebreid grafschift vindt men bij Foppens. Behalve het apostelhuis, door hem in zijne geboorteplaats opgerigt, bezat ook de kerk van Mechelen twee stichtingen, welke door dezen kardinaal waren tot stand gebragt, en tot den inval der Franschen, in het laatst der vorige eeuw, bestaan hebben. Hij had wijders aan het pauselijk collegie, door Adriaan VI te Leuven gesticht, het patronaat der parochie Assche bij Brussel bezorgd. Men vindt vermeld dat Enckevoort een werk heeft uitgegeven, betwelk een aanspraak of redevoering bevat, aan de faculteit der godgeleerdheid te Leuven gerigt.
Zie Valerius Andreas, in Fastis Acad. Bibl. Belg. p. 313; Muraei, Donat. Belg. c. 44; Sweertii, Ath. Belg. p. 304, Foppens, Bibl. Belg. T. I p. 398; Id., Hist. Episcop. Ultraj. p. 31, Batavia Saera T. I p. 336; van Gils, Kathol. Myer. Memorieb. bl. 77; van Gils en Coppens, Nieuwe Beschrijv. v.h. Bisdom van 's Hertogenb. D. III bl. 394, 395; Kist en Royaards, Archief voor Kerk. Geschied., inzonderheid voor Nederland D. IX. bl. 119-176.