scheiding van het Stadhouderschap en 't Kapitein- en Admiraal-Generaalschap te bewegen, kregen zij daar kennis van de tweedragt, en deden er hunne Hoogmogenden verslag van, die gaarne gezien zouden hebben, dat de beide partijen hun de bemiddeling of beslissing hunner geschillen hadden overgelaten. De zwakste partijen, die men de Hollandsgezinden noemden, en waartoe Grovestins behoorde, wenschten dat Hunne Hoogmogenden scheidregters mogten zijn, doch anderen namen het zelfs zeer euvel, dat deze zich met de zaak bemoeiden.
Zie Wagenaar, Vaderl. Historie D. XIII. bl. 341, 342.