[Johannes de Gronde]
GRONDE (Johannes de) werd in de eerste helft der veertiende eeuw te Ootmarsum in Twente geboren, en tot den geestelijken stand opgeleid. Hij heeft als priester eenigen tijd te Amsterdam gewoond, en vertrok van daar, op aanzoek van Gerard Groote, naar Deventer, waar hij het priesterschap op zich nam. Aldaar was hij onder de broederen des gemeenen levens, door Florentius Radewijns ten zijnen huize vergaderd, tot 1384, toen hij aan Gerard Groote, in diens huis als Rector of Biechtvader der devote zusters opgevolgd is. Hij was een ijverig prediker, en werd om zijne welluidende stem en aangename welsprekenheid hoog geroemd. Soms begaf hij zich naar Zwolle, om ook daar de devote broeders en zusters te versterken in hun geloof. Hij heeft daar eens zes uren lang, met slechts korte tusschenpoozen van rust, gepredikt. Ook onder den maaltijd werd hij soms gedrongen onderwijs te geven, zoo gretig was men op zijne prediking. Nadat hij acht jaren werkzaam was geweest, werd hij door eene krankte aan zijne voeten en bijkomende zwakte weder naar het huis van Radewijns gevoerd, waar hij den 7den Mei 1392 overleed. Hij werd begraven in de kerk van de H. Maria, waar hij steeds had gepredikt, in het zelfde graf waarin zijn vriend Gerard Groote rust.
Zie Delprat, Verh. over de broedersch. van G. Groote (2de druk) bl. 31, 34, 257; Dr. J.G.R. Acquoy, Gerardi Magni epistolae XIV. p. 80, 81.