een zandplaat, waarbij hij met de zijnen wel het leven behield, maar bijna alles verloor wat hij bezat. Nu zette hij zich te Rotterdam neder, kocht weder een ander vaartuig, dat hem tevens tot woning en werkplaats verstrekte, en maakte er van tijd tot tijd binnenlandsche reisjes mede. Op een dergelijken togt naar Dordrecht voer hij aan den grond en moest er acht dagen blijven liggen tot zijn vaartuig weder vlot werd. Naderhand stak hij andermaal naar Engeland over, waar hij bijzonder in den gunst stond van den Hertog van Beaufort, en waar hij in 1718 overleed. Hij was er bekend onder den naam van Utrechtsche Edelman, en gaf met Fr. Place, te Londen, een werkje met vogelen uit, dat uit twaalf bladen bestaat en waarvan de plaatjes door hem geëtst zijn. Zijne beide zonen volgen. Behalve verscheidene uitmuntende stukken door den Heer Kramm vermeld, is van hem op 's Rijks Museum te Amsterdam een Riviergezigt voorhanden.
Zie Wagenaar, Beschrijv. van Amsterdam, D. XI. bl. 431. van Eynden en van der Willigen, Gesch. der Vaderl. Schilderk. Aanh. bl. 158. Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Kramm, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Dubourcq, Beschrijv. der Schild. op 's Rijks Museum te Amst. bl. 48.