[Petrus Gribius]
GRIBIUS (Petrus), zoon van Petrus Gribius, laatstelijk predikant in de Hoogduitsche kerk te Amsterdam, en van Maria Brandijn, werd geboren te Middelburg, alwaar zijn vader toen de Engelsche gemeente bediende, den 25sten October 1651. Te Amsterdam en te Appingadam werd hij in de Latijnsche en Grieksche talen onderwezen tot 1667, waarna hij nog drie jaren in eerstgenoemde plaats zich in de Hebreeuwsche en Grieksche talen, wijsbegeerte en wiskunde bleef oefenen, zoo bij Israëlitische onderwijzers, als bij de hoogleeraren aan de Illustre school, en ook eenigen tijd onder Hubertus Leydekker, destijds predikant te Noordgouwe. In 1671 begaf hij zich naar de Utrechtsche hoogeschool, doch de inval der Franschen noodzaakte hem aldaar zijne studiën te staken, welke hij weder aanvatte in 1673, toen hij naar Leiden vertrok, en aldaar omstreeks drie jaren zich op de godgeleerdheid toelegde onder Fredericus Spanhemius. Den 10den Maart 1676 tot proponent bevorderd, deed hij met Jacob Trigland, later hoogleeraar te Leiden, een reisje naar Engeland, en hield zich, behalve in de voornaamste steden des rijks, voornamelijk aan de Akademiën van Oxford en Cambridge op. In het vaderland teruggekeerd, werd hij in 1677 predikant te Midley, in 1679 te Grootebroek, in 1680 te Harderwijk, en in 1681 te Delft. Ter laatstgenoemde plaats verkondigde hij 53 jaren het Evangelie en overleed er den 30sten October 1739, nadat hem in 1734 eene wel verdiende rust geschonken was. Hij was er gehuwd met Debora van der Heul, bij welke hij eene dochter, Maria, verwekte, die later gehuwd is aan Abraham van Bleiswijk, Burgemeester van Delft.
Gribius behoorde tot de vermaardste leeraars van zijnen tijd, en alles wat hem bij zijne gemeente geacht en bemind kon maken bezat hij. Wat hij ons van zijnen kanselarbeid nagelaten heeft levert echter geen gunstig bewijs van den prediktrant zijner dagen. Zoo iemand, dan was het Gribius die, in navolging van Borstius en anderen, nog mank ging aan het gebrek van zijne leerredenen op te vullen met platte, ja somtijds hoogst zonderlinge gezegden, en teregt is het opgemerkt, dat 's mans denkbeelden, in zijne Delftsche Jubilépredikatie, waarvan men een uittreksel vindt bij den laatsten hieronder aangehaalden schrijver, een zonderling kontrast maken met een lofvers van den beroemden Arnold Hoogvliet, hetwelk er achter gevoegd is, en waarlijk schoon kan genoemd worden. Van hem ziet het licht.