[Leendert Grendel]
GRENDEL (Leendert) werd te Gouda geboren, studeerde te Utrecht vóór en na 1787 onder den Hoogleeraar Heringa, en werd nog in 1789 predikant te Sluipwijk. Na weinig jaren echter voelde hij zich in 1797 gedrongen zijne betrekking neder te leggen, daar zijne godsdienstige rigting te zeer uiteen liep met die zijner gemeente, en dit tot de hevigste botsingen aanleiding gaf. Sleehts korten tijd bragt hij ambteloos door, daar hij nog in hetzelfde jaar als tijdelijk predikant te Dordrecht, ter plaatsvervanging van P. Bosveld, die vertrokken was om zitting te nemen in de Nationale Conventie, beroepen werd. Maar ook nog in dat jaar ontving hij te gelijken tijde eene beroeping naar Waalwijk en eene naar Dirksland, nam de laatste aan, en verwisselde haar in 1809 voor eene naar Maastricht, alwaar hij den 22sten Julij 1813 overleden is, oud bijna 47 jaren. Hij was gehuwd met mejufvrouw Crooswijck van Rotterdam, welke vóór hem overleden is, en liet een zoon en twee dochters na. Als godsdienstig schrijver deed Grendel zich kennen door:
De geschiedenis van Ruth in zes winteravond-leerreden overwogen enz. Dordr. 1799. 8o.
Eenige oude geschiedenissen van den Bijbel, in leerredenen, Rott. 1805. 8o.
Hij beoefende ook de dichtkunst, blijkens onderscheidene gelegenheidsgedichten, waarvan ons bekend zijn:
Ter zilveren Bruilofte van mijne Schoon-Ouderen, Dirck Crooswijck en Petronella Makfarland, d. 27. Octob. 1793. 8o.
Het nut der leesgezelschappen ter bevordering van verlichting, betoogd uit de verwoestingen der domheid. 1798.
Dankfeest bij den Algemeenen Vrede godsdienstig gevierd den 2den van Wintermaand 1802 in Dirksland, enz. Rott. 1802.
Zie Boekz. der gel. wereld, 1808. b. bl. 93. 1813 b. bl. 223; Brans, Kerk. Regist. 137, 159; Boers, Beschrijv. van Goedereede bl. 155, 354; Schotel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 201, 389, 783; de Jong, Naaml. van Boek.; Van der Aa, Nieuw Woordenb. van Ned. Dicht.; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leid. D. I. bl. 299; de Navorscher, D. III. bl. 223, D. IV. bl. 186.