werd tot Secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, welke betrekking hij met den meesten ijver vervulde tot in 1839, toen hij op voordragt van het stedelijk bestuur, bij Koninklijk besluit van den 23sten Junij, aangesteld werd tot Secretaris van de stad Rotterdam, ter vervanging van wijlen den Heer J.A. Baron van Zuylen van Nijevelt, welke betrekking hij tot zijnen dood vervulde en in welke hij, bij Koninklijk besluit van den 6den December 1847, werd benoemd tot Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw.
Gedurende ruim twintig jaren bekleedde Storm van 's Gravesande de belangrijke betrekking van Secretaris van de tweede stad des rijks, en wij mogen er bijvoegen dat hij die met eere bekleed heeft, en door zijnen onbezweken trouw, onvermoeiden ijver en naauwgezette vervulling der op hem rustende verpligtingen, zich ruimschoots de achting en genegenheid verworven heeft der opvolgende besturen, waarbij hij werkzaam was.
Maar niet alleen als zoodanig, ook in andere betrekkingen deed hij zich als een hoogst nuttig en verdienstelijk man kennen. Bij Koninklijk besluit van den 22sten Maart 1819 benoemd tot Regter in de toenmalige Regtbank van Koophandel te Rotterdam, was hij reeds sedert Junij 1817 tot lid van het Collegie van Regenten over de gevangenis te Rotterdam en kort daarna tot Secretaris van dit Collegie gekozen. Na zijne benoeming tot Secretaris der stad legde hij het eerstgenoemde secretariaat neder, doch bleef lid van het Collegie en werd in het April 1849 tot President der Commissie van administratie over de gevangenissen (zoo als het Collegie toen heette) benoemd, welke betrekking hij mede tot zijnen dood toe vervulde. Hij was alzoo gedurende nagenoeg 43 jaren onafgebroken in het bestuur der gevangenissen te Rotterdam, hoedanig hij zich zeer de opleiding aantrok der jeugdige gevangenen, waarvoor de gevangenis te Rotterdam meer bijzonder bestemd is.
Van April 1815 tot December 1823 was hij Officier der dienstdoende Schutterij, eerst 1ste Luitenant en daarna Kapitein, en werd in December 1830 op zijn verzoek wederom aangesteld als 1ste Luitenant bij de destijds opgerigte vrijwillige Schutterij.
Bij al deze betrekkingen vond hij niet alleen nog den tijd om verschillende andere zoogenaamde lastposten waar te nemen, maar ook om zich bezig te houden met letterkundige en historische studiën. Vooral waren de Nederlandsche letterkunde, de vaderlandsche geschiedenis, alsmede genealogie en heraldie, zijne lievelingsvakken. Als niet onverdienstelijk dichter deed hij zich in verschillende jaarboekjes kennen, terwijl slechts eenmaal een bundel gedichten (Luimige poëzy, Rott. 1817, 8o.) van hem het licht zag. In de Bijdragen voor vaderl. geschied. en oudheidk. van Is. An. Nijhoff (D. VII bl. 10-22) gaf hij een uit de archieven der stad Rotterdam ge-