hij voor den stedelijken stand in de provinciale staten gekozen, doch deed reeds in het volgende jaar afstand van die betrekking. Sedert de oprigting van het gymnasium, in 1826, tot op 1852 was hij als curator werkzaam, terwijl de plaatselijke schoolcommissie, het bestuur van teeken- en herhalingscholen in hem steeds een ijverig lid vonden. Gedurende 34 jaren was hij lid van den militieraad en 14 jaren lid van het Provinciaal Collegie van toezigt op de kerkelijke administratie der Hervormden in Drenthe.
Bij zooveel levensbeslommeringen vond Gratama nog den tijd om zijne geliefkoosde letteroefeningen voort te zetten. Door den druk zijn van hem de volgende geschriften en vertalingen bekend gemaakt:
Redevoering ten betooge: waarop de Leeraar des nieuwen Hollandschen Wetboek ter bevordering van 's Konings heilzame bedoelingen, in 't daarstellen van hetzelve en zijne leerwijze vooral te letten hebben. Naar het latijn van Joh. Alb. Duymaer van Twist en geplaatst in het Regtsgeleerd Magazijn (1809) bl. 367 en volg.
Verhandeling over de afschaffing van den Eedbij de Geregten, van C.A. Härter. Uit het Hoogduitsch vertaald en met eenige aanmerkingen voorzien. Gron. 1809. 8o.
Waarschuwingen en wenken ten aanzien der inrigting van weduwen- en weezen-fondsen. Gron. 1819. 8o.
Iets over de nadeelen van den tegenwoordigen staat van het Regtswezen in de Nederlanden en van de bezoldiging der regterlijke ambtenaren, Leeuw. 1823. 8o. (Zonder naam des schrijvers uitgegeven). In het Fransch vertaald, Doornik 1824. 8o.
Wal zal er van het regtswezen in ons vaderland worden? Gron. 1831. 8o.
Iets over bezuiniging in het Regtswezen van het Vaderland, Gron. 1843. 8o.
Redevoering over den vooruitgang in de Regtspleging, bijzonderlijk met betrekking tot Drenthe; in den Drenthsche Volks-Almanak voor 1845, bl. 120-152.
Verhandeling over den naamsoorsprong van Drenthe; in de Vaderl. Letteroef. 1828. No. 5 en 6.
Vlugtige beschouwing van het aan Nederland toegedachte stelsel van regtspleging; in Oudeman en Diephuis, Opmerkingen en Mededeelingen, D. IV (1848) bl. 289-302.
Behalve deze geschriften leverde Gratama bijdragen tot den Drenthsche Volks-Almanak, in de Weegschaal, de Tijdgenoot, het Weekblad van het Regt, de Opmerkingen en Mededeelingen; terwijl de meeste artikelen, de provincie Drenthe betreffende, voorkomende in het Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden van van der Aa van hem afkomstig zijn.
Aan openbare blijken van goedkeuring en hulde heeft het Gratama niet ontbroken. In 1840 werd hij Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw en in 1854 Kommandeur van