Maris liberi vindiciae adversus Petrum Baptistam Burgum, Ligustici Maritimi Dominii assertorem, Hag. Com., 1652. 4o.
Maris liberi vindiciae contra Velvoodum, Hag. Com. 1653.
Stricturae ad censuram Joannis Feldeni adversus librum Hugonis Grotii de jure belli ac pacis, Amst. 1653 et 1664, 4o. et 12o.; herdrukt Jenae 1675.
Princeps Pacis, Hag. Com. 1655. 4o.
Dissertatio de praeludiis justitiae et juris, adversus Franciscum Rebellum, Dordr. 1660. 12o.
Dissertatio de fide haereticis et rebellibus servanda, Dordr. 1660. 12o.
Nasporingen van het recht van de Opperste Macht, toekomende de Ed. Gr. Mog. H.H. Staten van Holland en Westvriesland, Rott. 1667. 4o.
Speciale Beschrijvingh van het gebrucy, ofte daadelycke Bezitting van de Opperste Macht der Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt. 's Gravenh. 1674. 4o.
Dit is het tweede deel of vervolg van het vorige werk, beiden na den dood des schrijvers. uitgegeven door zijne weduwe, en door haar aan voornoemde staten opgedragen. Beide deelen zijn vereerd met lofdichten van Huygens, Vollenhoven, Vink en Oudaan.
Commentarius in Catilinam Sallustii.
Dissertatio Apologetica adversus Samuelem Maresium, pro Dissertatione Marcii Zuerii Boxhornii de Trapezitis.
Commentaria ad authorem quemdam Hispanum, super vita et nece Cassii et Bruti. Van deze laatste geschriften is de tijd en plaats van uitgave ons niet bekend.
Als beoefenaar der Latijnsche dichtkunst deed Graswinckel zich kennen door:
Psalmorum Davidis paraphrasis, heroïco carmine, Hag. Com. 1643. 4o. (Met lofverzen van de Groot, Huygens en Hendrik Bruno vereerd).
Thomae a Kempis, de imitatione Christi, Libri tres, ad Carolum II, Brittanniae Regem, Roterd. 1661.
Fabri Pybracianii moralia carmina Latine scazontibus versa, Hag. Com. 1670.
Hij moet ook het leven van Andreas Canterus in latijnsche verzen bezongen hebben. Titel, tijd en plaats van uitgave van dit werk zijn niet bekend. In de Poëmata Jani Bodecheri Banningii (Lugd. Bat. 1637. 12o. pag. 214-216) komt een Latijnsch vers van Graswinkel aan dezen voor.
Onze voorganger vergist zich, door, naar aanleiding der beide eerstgenoemde voortbrengselen van Graswinckel's Latijnsche muze, hem als Nederduitsch dichter te vermelden. Nogtans heeft Graswinckel ook als zoodanig uitgemunt. Hij was de vriend van Hooft, dien hij als Advokaat ter zijde stond, met wien hij op het Muider slot verkeerde en eene langdurige en onafgebroken vriendschap onderhield. Schel-