de Volder aan de waarheid van dezelve twijfelde. De bekende wis- en sterrekundige Johannes Stampioen, door de Staten over deze zaak geraadpleegd, besliste ten voordeele van Graef, en deze gaf daarop uit:
Eenvoudig en onvervalscht verhaal van 't voorgevallene in 's Gravenhage ter vergaaderinge van de H.M. Heeren, de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden over 't aanwijsen van 't vinden der Lengte van Oost en West, en de waare tijdreekeninghe. Gedrukt voor den Autheur. 1689. 4o.
Het bleek echter later dat de uitvinding van Graef niet aan de verwachting beantwoordde. Ten gevolge daarvan plaatste men onder een der van 's mans uitgegevene portretten het volgende bijschrift:
Dit 's Lieuwe Willemszoon, een wateralchimist,
Vermaagschapt met de zee, om 't Oost en West te vinden:
Tot noch is vruchteloos en tijt en gelt verquist.
Of hij dit nodig nut zal aan zijn Graatboog binden,
Wort meest van hem gelooft, maar wanneer zal 't geschiên?
Dan, als men 't tasten kan, en met Sint Thomas sien.
Van hem ziet nog het licht.
De nieu gepractiseerde oefening der stuurlieden, Amst. 1698 4o; herdr. ald. 1711. 4o.
Zie Schijn, Geschied. der Mennoniten, D. III. bl. 433-484; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. III; de Jonge, Geschieden. van het Ned. Zeewez. D. II. St. II. bl. 163, D. IV. St. I. bl. 97; Blaupot ten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Friesl. bl. 235; Muller, Cat. van Portrett.; De Navorscher, D. VI. bl. 32, D. VII. bl. 9, 228, D. IX. bl. 387.