leden had, aan welke hij standvastig gehecht was. Te vroeg werd de Graaf aan de wetenschap door den dood ontrukt; hij stierf den 17den Augustus 1673 in den ouderdom van twee en dertig jaren, naar men zegt door verdriet over een strijd tusschen hem en Swammerdam, over de kunst van injiciëren gerezen. Zijne af beelding ziet het licht.
Te regt heeft de Graaf zich ten aanzien van de kennis der geslachtsdeelen en der embryologie een beroemden naam verworven, en worden de folliculi van het ovarium nog naar hem genoemd. Hij was het die het eerst de ware structuur der testes en zaadblaasjes en de ware beteekenis der ovariën en Fallopische buizen leerde kennen. En niet alleen maakte hij zich ten opzigte der embryologie verdienstelijk, ook in een ander opzigt heeft hij dat gedaan. Hij heeft namelijk in 1668 de ontdekking gedaan, om de bloedvaten op te spuiten, doch maakte daarbij slechts van gekleurde vloeistoffen gebruik, terwijl Swammerdam, geholpen door Johan van Hoorne, na hem, daarvoor gesmolten was bezigde, en de Graaf de eer der uitvinding, ofschoon ten onregte, betwistte. De werken van de Graaf, eerst door hem afzonderlijk uitgegeven, zijn vervolgens onder den titel van Opera omnia te Amsterdam en te Leiden, 1677 en 1705, in 8o. in het licht verschenen, en behalve in andere talen ook in het Nederduitsch (Amsterdam 1686 in 8o. met platen) overgezet. De Latijnsche uitgave bevat de volgende verhandelingen:
Tractatus de virorum organis generationi inservientibus.
Epistola de partibus genitalibus mulierum.
Tractatus de mulierum organis generationi inservientibus.
Partium genitalium defensio.
De succi pancreatici natura et usu.
De Clysteribus.
Epistola ad Vopiscum Fortunatum Plempium, de nonnullis circa partes genitales novis inventis.
Tractatus de usu siphonis in Anatomia.
Zie Foppens, Bibl. Belg, p. 1057, 1058; van Abkoude, Naamreg. van Nederl. Boek. D. I. St. III; Biograph. univers. T. VIII. p. 362; Cohen, Oude en Middel-geschied. van de geneesk. bl. 367, 402, 403; van der Boon, Geschied. der ontdekk. in de ontleedk. van den mensch, bl. 49, 64, 106, 145, 247, 248, 254; Haeser, Leerb. van de geschied. der geneesk. vert. door Dr. Israëls, bl. 586, 601, 609; Muller, Cat. van Portr. bl. 98, 397.