scherpzinnig en helder verdediger hunner gevoelens. Geen wonder dat zij hun verlangen te kennen gaven, dat Goulart voor hunne partij mede ter Dordsche Synode mogt worden afgevaardigd. Dit werd echter geweigerd. Intusschen deelde Goulart niet minder in den uitslag der beslissing van die Synode. Daar hij weigerde de akte van stilstand te teekenen, werd hij met de overigen ten lande uitgebannen.
Goulart voegde zich bij de verdrevene Remonstranten te Antwerpen. Tegen het einde van het twaalfjarig bestand begaf hij zich echter naar Calais. Daar bleef hij tot in 1624, terwijl hij de betrekking met zijne geloofsbroeders levendig hield en Uytenbogaert zelfs te Rouaan bezocht. Toen vertrok hij naar Frederikstad, omdat zijne vijanden hem zelfs in Frankrijk vervolgden, en aanklaagden van deelgenootschap aan de zamenzwering tegen Maurits. Daar werd hem toegestaan om de namiddag-godsdienst in de Fransche taal waar te nemen en bleef er met de zijnen rustig wonen tot aan zijnen dood, die door sommige schrijvers op den 29sten Maart 1628 gesteld wordt, doch door anderen voor onbekend wordt gehouden, daar dit het sterfjaar van Goulart's vader geweest is. Omtrent Goulart's familie is ook niets met zekerheid bekend. Men vermoedt evenwel dat Daniel Goulart, die in 1645 als predikant der Remonstrantsche gemeente te Zegwaart stierf, zijn zoon geweest is. Waarschijnlijk had hij ook een zoon, Simon geheeten.
Behalve de genoemden bezitten wij van Goulart nog een geschrift, dat even als de overigen hoogst zeldzaam is. Hetzelve is getiteld:
Traité de la Providence de Dieu et autres points en dépendans, avec une réfutation des sermons de Joseph Poujade, contre les cinq articles des Remonstrans, 1627. 12o. In de Epistolae ecclesiasticae et theologicae, (Amst. 1684. fol.) komen ook eenige Lettres van hem voor.
Zie Uytenbogaert, Kerck. Hist. bl. 628-630, 1085-1087; Trigland, Kerck. Geschied. bl. 1105; Brandt, Hist. der Reform. D. II. bl. 260-274, 474, D. III. bl. 46, 82, 101, 517, 744, 935-937, D. IV. bl. 37, 382-385, 1031; Epist. Clar. et erud. vir. (ed. 1704) Epist. 374, 384, 424, 428, 429, 441, 445, 446 en p. 414, 417, 648; Wagenaar, Beschrijv. van Amst. (8o. uitgav.) D. IV. bl. 198; Bayle, Diction. hist. et crit. (ed. 1734) T. III. p. 85; Haag, La France prolest. T. V. p. 336; Regenboog, Hist. der Remonstr. D. I. bl. 149, 127, 242; Biograph. univers. T. VIII. p. 351; Tideman, de Remonstr. Broedersch. bl. 176; Dezelfde, Frederikstad, bl. 24; Glasius, Godgel. Nederl. D. I. bl. 550, D. III. bl. 659; de Navorscher, D. IX: bl. 131, 321, 381.