Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 7
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 298]
| |
waardigheid in de godgeleerdheid te Parijs, en vertrok in het volgende jaar naar Keulen, met oogmerk om aldaar nuttig te zijn aan de pas oprigte Universiteit. Hij huurde er een huis, begon er de wijsbegeerte te onderwijzen, en was van het jaar 1420 tot 1431 de eerste regent van het Collegium Montanum. Hij werd ook Domheer van het kapittel der heilige Ursula, en eindelijk Onderkanselier der Hoogeschool. De tijd van zijn overlijden is ons niet bekend. Behalve een aantal handschriften, die van van Gorkum zijn bewaard gebleven, schreef hij de volgende werken, waardoor hij zich kennen deed als een bekwaam wijsgeer en ijverig voorstander der Roomsche Kerk: Conclusiones et Concordantiae Bibliorum ac Canonum in libros Magistri Sententiarum, additis ad distinctiones singulas Summariis: itemque erroribus Magistri, Parisiis et in Anglia damnatis, Basil. 1489. fol. Herdrukt te Keulen 1502. fol., 1513. fol., te Venetië 1506 fol. en nogmaals te Keulen met veranderden titel 1516. fol. Commentarius, seu positiones in libros Aristolis de coelo et mundo, Colon. 1501. Quaestiones metaphysicae de ente et essentia, Colon. 1502. Tractatus de casibus, seu caeremoniis ecclesiasticis, Colon. 1503. 4o. Tractatus de celebritate festorum, Colon. 1503. 4o. Contra Hussitas et Bohemos, Colon. 1503. De Superstitionibus; in het 3de deel van Malleus Maleficarum, Lugd. Bat. 1669. De modo conjurandi et ejiciendi Daemones; in hetzelfde werk. Opus collativum de quadam puella quae olim in Francia equitavit; in het 2de deel der werken van Gerson, Parijs 1606. fol.
Zie Sweertius, Ath. Belg. p. 328, 329; Foppens, Bibl. Belg. p. 446, 447; Paquot, Mémoir. T. l. p. 213, 214; Glasius, Godgel. Nederl. |
|