[Conradus Goddaeus]
GODDAEUS (Conradus) werd in 1634 predikant te Vaassen op de Veluwe, en overleed er in 1658. Hij was de vriend van den Drossaard Hooft, die hem om zijne geleerdheid hoogachtte en een Roozelaar onder de doornen noemde. Hij was de schrijver van het geestig werkje: de lof van den Uil. omtrent hetwelk een zeer gunstig getuigenis in Hooft 's Brieven, No 697, is te vinden.
Goddaeus was de eerste hier te lande die Nederduitsche rijmlooze verzen in Grieksche en Latijnsche voetmaten vervaardigde, blijkens zijn werkje getiteld:
Nieuwe Gedichten, sonder rijm, nae de Griexe en Latynsche Dichtmaten, op allerhande soorten van versjes ingestelt. Nooit voor desen in Nederduits gebruikelik, Hard. 1656. langw. 4o.
Een exemplaar van dit hoogst zeldzame werkje berust in de Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, terwijl uittreksels van hetzelve voorkomen in het hieronder aangehaald woordenboek van Witsen Geysbeek, en in het werk van van Kampen. Het oordeel van beide schrijvers over dezen arbeid van Goddaeus is niet gunstig. Witsen Geysbeek noemt den schrijver noch dichter, noch rijmer, maar verzenmaker, bij wien het metrum de hoofdzaak was, terwijl van Kampen zijne verzen geweldig hard en stroef, en veeltijds prozaisch noemt.
Zie de Jongh, Naaml. der pred. onder de Classis van Geld. bl. 309; Scheltema, Redev. over de brieven van P.C. Hooft, bl 41, 116; Witsen Geysbeek, Woordenb. van Nederd. Dicht. D. II. bl. 383-389; van Kampen, Geschied. der lett. en wetensch. D. II. bl. 651-654; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leid. D. I. bl. 241.