weest van af den 2den Mei 1842 tot den 3den Maart 1846, op welken laatsten datum hem den rang van Majoor en Inspecteur over de artillerie der marine werd verleend. Den 18den November 1854 werd hij benoemd tot Luitenant-Kolonel bij den staf der artillerie, en den 4den Mei 1857 tot Kolonel en Kommandant van het 2de regiment vestingartillerie bevorderd. Als zoodanig van Delft naar Breda verplaatst overleed hij aldaar den 16den Julij 1857.
Gedurende zijne drie en veertig jarige militaire loopbaan heeft Gobius belangrijke diensten den lande bewezen. Aan de veldtogten van 1830 tot 1834 nam hij deel. Tot belooning van zijne loffelijke pogingen tot verbetering der scheepsartillerie, en de door hem gedane uitvinding om de gewone vuursloten van het kanon aan boord der schepen te veranderen in percussie-sloten, werd hij in 1843 tot Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw bevorderd. De Koning der Belgen schonk hem in 1849 de militaire decoratie van Officier der Leopoldsorde. Hij was versierd met het Metalen Kruis en met het onderscheidingsteeken voor langdurige Nederlandsche dienst als Officier.
De Kolonel Gobius was gehuwd met Anette Nolson, die in 1856 overleed, na hem acht kinderen, vier zonen en even zooveel dochters te hebben geschonken.
Zie Rott. Cour. 18 Julij 1857. uit medegedeelde berigten aangevuld.