[Haring van Glins]
GLINS (Haring van), broeder van den voorgaande, was, ofschoon hij Filips II mede gehuldigd had, een groot voorstander van de vrijheid. Openlijk verzette hij zich tegen den Inquisitiemeester Lindanus en tegen de invoering van den nieuwen Bisschop te Leeuwarden. Hij teekende mede den belangrijken brief aan den nieuwen Aartsbisschop te Utrecht, gezonden in 1565, waarbij de Staten van Friesland, de Raad van Leeuwarden en de Abten van Friesland de reden opgaven, waarom laatstgenoemden niet op het bevel van den Aartsbisschop te Utrecht verschenen waren. Deze brief is in zijn geheel te vinden in de Oudheden en Gestichten van Friesland, D. I. bl. 213-215.
Nadat van Glins zich bij de verbondene Edelen had gevoegd, was hij een dergenen, die het verbond in Friesland het meest bevorderden. Hij teekende met Ruurd Roorda, Valerius Camminga en Doco Martena het getuigschrift aan de afgevaardigden uit de Edelen naar Friesland afgegeven, en wist in de vergadering der gedeputeerde Staten de voorslagen van Caspar de Robles met voorzigtigheid te verijdelen.
Bij de latere geschillen, over het bevelhebberschap in Friesland, tusschen Schouwenburg en Batenburg, werd hij tot scheidsman gesteld, en hij besliste ten gunste van den eerstgenoemde, door wien hij tot President van het Hof van Franeker werd aangesteld. Niet lang bekleedde hij deze waardigheid, daar hij met Schouwenburg en andere Edelen genoodzaakt was in den barren winter van 1572 naar Emden te vlugten, alwaar hij kort na zijne aankomst, door