Na de omwenteling van 1813 kreeg hij zijne vrijheid weder, en weldra stond hij aan het hoofd van het Seminarium te 's Hertogenbosch. Met nieuwen ijver diende hij nu zijne kerk, maar hij kweekte door allerlei middelen tevens den geest der onverdraagzaamheid aan, waardoor de goede bedoelingen van Koning Willem I ter beschaving en verlichting der Roomsch katholieken genomen, niet alleen schipbreuk leden, maar waardoor ook hij eenen belangrijken invloed uitoefende op den volksgeest, die in de dagen der omwenteling van 1830 kenbaar werd. Hij overleed op het Seminarium te 's Hertogenbosch den 10den Junij 1834 en schreef de volgende werken:
De twee cosyns. Eenvoudige samenspraeken over de religiezaken van dezen tijd, Leuv. 1796. 12o.
Motifs de conscience qui empêchent les ministres du culte catholique de faire la declaration exigêe par la loi du 7 vendémiaire an IV: Je reconnais que l' universalité des citoyens français est le souverain; et je promets soumission et obéissance aux lois de la république, Louv. 1797.
Dit werkje werd ook in het Vlaamsch vertaald en uitgegeven onder den titel: Ontwerp van een antwoord van eene priester van Loven; aen den Commissaris van de uitvoerende magt, die de reden vroeg, waerom die der faculteit der theologie weigerde declaratie te doen.
De gronden van het christen-catholiek geloof, tegenover de gronden der philosophie, 's Hertogenb. 1800. 8o.
Analysis epistolarum B. Pauli apostoli ad usum seminarii Sylvae-Ducensis, Lov. 1816. 12o. 3 vol.
Katholyk Meyerysch memorieboek, behelzende de oprigting van het bisdom van 's Hertogenbosch, enz. 's Bosch 1819. 8o.
In den Nouveau conservateur Belge (Louv. 1834, T.X. p. 481) komt van hem voor: Lettre inédite sur les sentiments de l'ancienne faculté de théologie de Louvein, par rapport à la déclaration galticana de 1682.
Zie Glasius, Godgel. Nederl. D. I. bl. 527-531, door ons hier gevolgd, en de aldaar aangehaalde schrijvers.