tot haren hofprediker aanstelde, en zonder twijfel had van Giffen vuriglijk gewenscht het verdere van zijn leven in zijne vaderstad door te brengen, ware het niet, dat de gemeente te Dordrecht hem tot haren leeraar verkozen had. Noode verliet hij zijne geliefde Sneeker gemeente en verbond zich den 21sten Augustus 1688 aan die van de Merwestad. Ook hier handhaafde hij zijnen roem als voortreffelijk prediker, en toen hij zijne gemeente in het midden van 1701 ontviel, werd hij diep betreurd, en was zijn dood een groot verlies voor de vaderlandsche kerk in het algemeen, ‘die in hem een man van veel kunde, oorspronkelijk denker en een ijverig prediker der godzaligheid’ derfde.
Met de vermaardste mannen van zijnen tijd was van Giffen bevriend, of hij hield er eene geleerde briefwisseling mede. Niet alleen toch als godgeleerde en prediker, maar ook als beoefenaar en kenner van meest alle vakken van wetenschap, muntte hij uit. In de schriften der ouden was hij bijzonder ervaren, en zijne uitgegevene werken getuigen, naar het oordeel van Dr. Schotel, van zijne oordeelkundige beoefening der klassieke schrijvers, en eischen voor hem eene plaats onder de verdienstelijke letterkundigen zijner eeuw.
De afbeelding van van Giffen, door Arnold Houbraken geschilderd, en door A. Haelwegh gegraveerd, ziet het licht, behalve met een Latijnsch bijschrift van Hermanus Neuspitzer, met het volgende vers van zijn ambtgenoot te Dordrecht Abraham Leonard:
Wat pooght ghij Schilder! ons, van Giffen af te maelen?
't Lijkt niet: want in dees Man blixempt Godts geest sijn straelen.
Prent Taalkund', Godspraak, Deugt en Wijsheen op een rij,
En geeft aen Dordrechts Kerck, dit beelt in schilderij.
Van Giffen liet eene hoogst belangrijke verzameling autographen en eene uitmuntende bibliotheek na. Zijne van tijd tot tijd uitgegevene leerredenen bij bijzondere gelegenheden en andere geschriften, zijn door den Hoogleeraar Albertus Voget verzameld en uitgegeven onder den titel van:
Verzameling van alle de werken, nagelaten en uitgegeven van den hooggeleerden en godvruchtigen heer David Flud van Giffen, in zijn weleerw. leven, laatst seer waardig en getrouw dienaar des H. Evang. te Dordrecht met een voorrede en aanhangsel van bijbelsche keurstoffen door Alb. Voget, enz. Gron. 1735. 4o; 2de druk vermeerderd met een kerkreden over Markus IX vs. 49 en 50. Gron. 1753, 4o: 3de druk Amst. 1767. 4o.
Zie Engelsma, Volglijst van Predik. onder de Class. van Zevenwoude. bl. 168-173; Reinalda, Naamreg. der Pred. onder de Class. van Sneek, bl. 44, 51; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. I. V; Ypeij, Kerk. Geschied. van de 18de eeuw. D. VIII. bl. 333, 334, 593-599; Ypeij en Dermout, Geschied. der Herv. Kerk in