genoot, zware beschuldigingen over afwijkingen in de leer inbragt, die in het breede door den geschiedschrijver Bor zijn medegedeeld, en waardoor groote oneenigheid in de Utrechtsche kerk ontstaan is. Den 21sten April 1598 bedankte Prins Maurits de staten van Utrecht zeer, dat zij, onder meer anderen, ook Gerobulus gekozen hadden om te velde gebruikt te worden, zoo wanneer de tijd zulks vereischen zoude. Voorts stond hij de belangen der gemeente in alle opzigten voor, ook blijkbaar uit zijne pogingen, in 1600 bij de magistraat aangewend, om een vierden leeraar te Utrecht te bekomen.
Gerobulus overleed te Utrecht op den 14den Februarij 1606, werd in de Jacobi-kerk aldaar begraven en zijne rustplaatst met een vereerend grafschrift voorzien. Hoogst verdienstelijk had hij zich omtrent den voortgang der hervorming is ons vaderland gemaakt, en te midden van vervolging en strijd pal gestaan, waar anderen zich door gevaren lieten afschrikken. Moge dan al zijn leven door eenen, ofschoon zeer vergeefelijken, misstap gekenmerkt zijn, wel verre is het van ons hem daarom de roem te betwisten, die hem billijkerwijze toekomt. Zijne vrouw, Johanna van Eijck, stierf te Utrecht, den 31sten October 1601.
De geschriften door Gerobulus zamengesteld of vertaald zijn getiteld:
Verklaring van Job door Beza uit het Latijn in het Nederduits overgezet, Amst. 1600. 4o.
Kalender om den Bijbel te lezen, uit het Latijn van Andreas Hyperius, Amst. 1600.
Waaragtig verhaal van den staat der gereformeerde kerke, die den Zoone Gods binnen Utrecht door 't Evangelium vergadert wort, mitsgaders van alle anderen mindere dingen, tot hulpe en onderhoudinge van denzelven staat gebruikelijk en in train zijnde, Utr. 1603. 8o. herdrukt aldaar zonder jaar (1801) 8o.
Bericht voor de Kranken, Amst. 1616. 8o.
Behalve deze werken leverde hij een geschrift, waarin hij den Heidelbergschen Catechismus tegen Dirk Volkertszoon Coornhert verdedigde, en gaf hij eene vertaling van Beza's Paraphrasis Psalmorum (Leiden 1596. 4o.) met eene opdragt aan Prins Maurits, waarin hij zijne verschillende lotgevallen verhaalt. Ook zette hij in het Hollandsch over een ander stukje van den reeds genoemden Andreas Hyperius getiteld: gelegenheid van de nieuwe overzettinge des Bijbels. Op de Synode te Dordrecht van 1578 werd hem opgedragen de Chronijk van Carion te vertalen, doch of hij hieraan gevolg gegeven heeft is niet bekend.
Zie Bor, Nederl. Oorl. B. XXX. bl. 735-742 (47-53); Revius, Dav. Illustr. p. 506, 515; van Bleyswijck, Beschrijv. der stad Delft, bl. 450, 471; van Rhenen, Regist. der Utr. Pred. bl. 23; Vrolikhert, Vliss. Kerkhemel, bl. 17-25; Burman, Traject. Erudit. p. 102, 103; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I.