in zijne Geschiedenis van Friesland, vaardigde hij in 1504 de bekende Ordonnantie van Saksen uit, welks uitvoering werd opgedragen aan een opperste geregtshof, waarvoor te Leeuwarden naast het Blokhuis eene kanselarij werd gebouwd. Ook werd er eene Munt opgerigt in deze zelfde stad, welke dáárdoor het aanzien van de hoofdstad van Friesland bekwam. Vervolgens voerde hij strenge bepalingen in tot herstel van de zoo deerlijk verwaarloosde zeedijken. De belangrijke aanslijking van het Bildt, welke zijn vader reeds in bezit had genomen, liet hij verpachten om bedijkt te worden. Bijna toegegroeide of onbevaarbare kanalen, als de Ee tusschen Leeuwarden en Dokkum en andere, welke mede gedurende de onlusten zoo lang waren verwaarloosd, werden uitgediept. Tusschen Leeuwarden en Franeker, Sneek en Bolsward, werden onder zijn bestuur breede vaarten deels gegraven, deels verbeterd, waardoor zoowel de gemeenschap te water tusschen de voornaamste steden als de afstrooming zeer werden bevorderd. Hij drong aan op het eenparig gebruik van maten en gewigten, en, terwijl de Friezen stellig weigerden aan zijne begeerte te voldoen ter invoering van het Leenstelsel, regelde hij de belasting op de vastigheden door de invoering van de Floreenrente, welke nog eeuwen lang daarna de grondslag der heflingen bleef en zulks ten deele nog is. Door de invoering van al deze en meerdere verbeteringen mogt Hertog Georg met regt een weldoener van Friesland genoemd woden.’
Jammer, dat die gelukkige toestand slechts weinige jaren duurde. Door het uitschrijven van drukkende belastingen, noodig tot de voortzetting van den strijd met de Groningers, die Graaf Edzard van Oost-Friesland ter hulpe tegen de Saksers ingeroepen hadden, en door het onthoofden van twee voorname Friesche edelen, in 1512 te Leeuwarden, die van heimelijke verstandhouding met Graaf Edzard beschuldigd en overtuigd waren, verloor hij de genegenheid, welke men hem tot dusverre had toegedragen. Hier kwam bij, dat Graaf Edzard in 1514 aan Hertog Karel van Gelder Groningen had overgedragen, en deze kort daarop door de wapenen meester geworden zijnde van een groot deel van Friesland, de Friezen nu haakten naar het oogenblik om zich van de Saksische regering te ontslaan. In zulk een stand van zaken verliet Hertog Georg Friesland, en verkocht in 1515 voor honderd duizend goudgulden zijn regt op dat land aan Karel van Oostenrijk, Graaf van Holland, en alzoo kwam Friesland onder de Bourgondische heerschappij.
Het verdere levenslot van den Hertog van Saksen ligt buiten ons bestek. Gelijk hij zich als een verstandig vorst betoond had in de eerste jaren van zijn bestuur over Friesland, zoo zeer gaf hij later blijken van bekrompenheid, door zijne pogingen om de ontluikende Hervorming te onderdrukken.