[Cornelis Gentman]
GENTMAN (Cornelis) werd geboren te Goes, in 1618, uit eene familie die om de godsdienst uit Vlaanderen gevlugt was. Zijn vader, Adriaan Gentman, koopman in zijde stoffen, wenschte hem voor dien handel op te leiden. De veel belovende zoon had evenwel meer lust tot de studie, en nog ter goeder ure stemde zijn vader er in toe, dat hij zich aan de predikdienst wijden zou. Na het voorbereidend onderwijs in zijne geboorteplaats ontvangen te hebben, vertrok hij naar de Utrechtsche Hoogeschool, waar hij de vermaarde Voetius hoorde, wiens meest geliefde leerling hij werd. Tot proponent bevorderd, werd hij in 1640 beroepen te Heinkenszand, van waar hij in 1649 vertrok naar Hulst en van daar in 1654 naar Utrecht. Hier was hij gedurende twee en veertig jaren met ijver en bekwaamheid werkzaam, en overleed hij den 23sten Januarij 1696, oud ruim 78 jaren. Hij was gehuwd met Magteliena Driewegen, die hem twee zonen en drie dochters schonk. Hij was een geleerd, welsprekend en vredelievend man, van wien de volgende geschriften zijn uitgegeven:
Misadelphia of van den haat; hoe noodsakelijk die te haten zij, Utr. 1654. 12o.
Aanteekeningen op de Geloofsbelijdenissen van G. van Aldendorp, A. van Heuven, J. Andries en Doctor van Maurik, Vermaners der Mennonyten binnen Utrecht, Utr. 1663. 8o.
De aanteekeningen van Cornelis Gentman, verdedigt tegen een ongenoemt Sociniaan, Utr. 1663. 8o.
Aenmerkingen op 't geen hem raakt in twee boekjes, onlangs sonder naem uitgegeven, 't eene genoemt Verdediging der Proceduren enz. 't ander de oprechte Phariseus, Utr. 1667. 4o.
Bedenkingen wegens scheuringen en afscheidinge van de kerke, Utr. 1669. 4o.