geraden, en hem zijn ongeluk voorzegd; ook voorspelde hij aan den Provoost Jan Spelle zijn schrikkelijk uiteinde. Hij deed zich als middelmatig Latijnsch dichter mede kennen, onder anderen door een Hymnus ad Sancti Christi crucem, voorkomende in de verzameling van Gruterus D. II. p. 458. In onze dagen werd hij een der belangrijkste epidemiographen van ons land genoemd, blijkens zijne Ars Cosmocritica etc.
Behalve dat hij zich zeer verdienstelijk maakte door de voltooijing en bezorging van het laatste belangrijke werk van zijnen vader, boven genoemd, schreef hij de volgende werken:
De arte Cydogmica, Antv. 1569. 4o. 3 tom.
Ars cosmocritica sice de naturae dicinis characterismis seu raris et admirandis spectaculis, Antv. 1572. 8o. Lov. 1575. 8o.
De stella peregrina quae superiori anno (1572) apparere coepit, Antv. 1573. 4o.
De prodigiosa Cometae specie ac natura, Antv. 1578. 12o,
Zijne afbeelding ziet het licht bij Foppens, met een Latijnsch bijschrift van Janus Secundus. Hij werd in kerk der Dominikanen, aan de zijde van zijnen vader begraven. De vermaarde Maximiliaan de Vrient vervaardigde hem ter eere een grafschrift.
Zie Bor, Ned. Oorl. B. IV. bl. 241 (172) B. V. bl. 270 (194); Sweertius, Ath. Belg. p. 185; Foppens, Bibl. Belg. p. 200; Saxe, Onom. Lit. T. III. p. 447; Hoeufft, Parnas. Latino-Belg. p. 53, 54; Peerlkamp, de Poët. Latin. Nederl. p. 120, 121; Nieuwenhuis, Woordenboek, en Aanh. op het artik van Gemma Frisius; Biograph. Univers. T. XIII. p. 198; Haeser, Leerb. van de Geschied. der Geneesk. vert. door Dr. Israels, bl. 459.