[Galo Iges Galama]
GALAMA (Galo Iges), afkomstig uit het zelfde geslacht als den voorgaande. Van hem wordt gemeld dat hij, toen Graaf Floris II in het Kreiler bosch jagende aan de jagers van Galama hunne honden en hetgeen zij gevangen hadden ontnam, een eed deed, zich hierover te wreken. Weldra, omstreeks 1190, treft hij den Graaf in hetzelfde bosch weder aan, eischt schadevergoeding en doorboort hem op zijne weigering den arm. De lijfstoet van den Graaf snelt hem ter hulpe, doch moet na het verlies van twee hunner wijken. Beide partijen bragten hunne zaak voor den Hertog van Neder-Lotharingen, doch dezelve is niet beslist. Dit verhaal, door geloofwaardige geschiedschrijvers medegedeeld, is door anderen in twijfel getrokken.
Zie Winsemius, Chron. van Vriesl. B. V. bl. 131; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. II. bl. 214; Sjoerds, Friesche Jaarb. D. II. bl. 318-321; Tegenwoord. Staat van Friesl. D. I. bl. 315, 316; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XVII. bl. 7, 8; Arend, Alg. Geschied. des Vaderl. Dl. II. St. I. bl. 112.