hij ijverig bezig tot aan zijnen dood, die den 6den Augustus 1616 te Leeuwarden voorviel. Hij werd begraven aldaar in de Galileër kerk, en zijn grafsteen met een opschrift voorzien. De naam zijner vrouw is onbekend. Hij verwekte vele kinderen.
Niet alleen als opvolger van Suffridus Petrus, maar ook als ijverig voorstander en verdediger van diens gevolens, deed hij zich kennen. Moge hij zich dan ook als zoodanig weinig verdienstelijk hebben gemaakt, dat deed hij wel door de uitgave voor de eerste maal van de Kronijken van Beka en Heda (Franeker 1611 4o.) waarmede hij, volgens den heer de Wind, aan de beminnaars van echte en goede geschiedschrijvers eene groote dienst gedaan heeft. Zijne geschriften zijn getiteld:
De rerum usu et abusu, Antv. 1575 cum fig.
Apologia Suffridi Petri pro antiquitate et origine Frisiorum contra Ubbonem Emmium, Franeq. 1603. 4o. ibid. 1699. 12o. Dit werk tegen Ubbo Emmius geschreven en beantwoord door diens uitmuntende Refutatio Apologetica (zie D. V. bl. 131 van dit Woordenboek) werd gevolgd door een ander van Furmerius, getiteld:
Hyperaspistis Apologiae Suffridi Petri ad Ubbonem Emminm, Leov. 1604. 8o.
Annalium Phrisicorum libri tres, quorum primus de Principibus, alter de Ducibus, tertius de Regibus tractat, Franeq. 1609. 4o.
Welk aanzienlijk plagiaat Furmerius in dit werk jegens Suffridus Petrus pleegde, is door Dr. J.G. Ottema, in 1841, ontdekt en bekend gemaakt.
Annalium Phrisicorum trias altera, Leov. 1609. 4o.
Annalium Phrisicorum trias tertia, a Pierio Winsemio edita. Leov. 1612. 4o.
Epistola Furmerii ad Hug. Ruissium, senatorem Trajectinum. Ann. 1609. Bij Mattheus in zijne Praefatio ad Chronicon Egmundanum.
Furmerius liet eenige handschriften na, die uit de nalatenschap van den Sneeker Raadsheer Herbell te Leeuwarden in 1819 verkocht zijn. Daaronder was een dagboek door hem van 1603 tot 1615 gehouden, waarin de meest belangrijke zaken in dien tijd voorgevallen zijn opgeteekend.
Zie Sweertius, Ath. Belg. p 158; Pars, Naamrol, bl. 72, 73; Foppens, Bibl. Belg. p. 135; Paquot, Memoires, T. III. p 439-441; Saxe, Onom. Liter. T. IV. p. 79, Anal. 573; de Wal, Orat. de Clar Fris. Jurecons. p. 42, Ann. 167, Add. 440; de Wind, Bibl. van Ned. Geschiedschr D. I. bl. 299-303, 567; Dr. J. G. Ottema, Over het leven van Suffridus Petrus, in de Vrije Fries, D. II. bl. 453, 454; Algem. Konst- en Letterb. 1842. D. II bl. 290-293; van Leeuwen, Cat. der Prov. Bibl. van Friesl. bl. 190; Eekhoff, Letterk. Nalatensch. van J. van Leeuwen, bl. 56.