hoven gebruikt, waarvan het verhaal elders te huis behoort, werd hij door Filips II in 1592 naar de Nederlanden gezonden, schijnbaar om den Hertog van Parma te dienen, maar inderdaad om hem te vervangen. Hij was dan ook laatstgenoemden gansch niet welkom, hoewel deze zijne komst in de Nederlanden niet lang overleefde. Toen na diens dood, en ingevolge zijne laatste beschikking, de Graaf van Mansveld tot voorloopigen opvolger van hem gekozen werd, waren het de Graaf van Fuentes en Don Estevan de Hara, die eigenlijk het bestuur der zaken in handen hadden. In den Raad van State had Fuentes den boventoon, maar daardoor maakte hij ook de Zuid-Nederlandsche Edelen van zich afkeerig. Hij had in 1594 de hand in eene zamenzwering tegen het leven van Elisabeth, Koningin van Engeland, en toen in het volgende jaar de Aartshertog Ernestus op last des Konings eene onderhandeling met de Edelen der Spaansche Nederlanden opende, stond hij aan het hoofd der Spaansche Edelen, die van den vrede afkeerig waren. Kort hierop werd hij door den stervenden Ernestus tot zijn voorloopigen opvolger gekozen, en als zoodanig door den Koning van Spanje bevestigd. Als leerling van Alva deelde hij met hem het gevoelen, dat de Nederlanders slechts door gestrengheid in toom konden worden gehouden, en, ofschoon er voortdurend nog vredesonderhandelingen plaats hadden, had hij inmiddels alles voor den krijg in gereedheid gebragt.
Weldra trok hij dan ook zoowel tegen de troepen van Hendrik IV, ter ondersteuning der Ligue in Frankrijk, als tegen Prins Maurits te velde. Chatelet en het kasteel Ham, kort daarna Dourlans en Kamerrijk werden door hem vermeesterd, en hij keerde, na het eindigen van den veldtogt, zegevierend in Brussel weder. Weldra kwam de nieuw benoemde Landvoogd, Albertus van Oostenrijk, uit Spanje over, en bij diens komst in de Nederlanden in 1596 legde Fuentes de door hem met roem waargenomene landvoogdij neder, en begaf zich in hoedanigheid van Koninklijk Stadhouder naar Milaan. Als zoodanig liggen zijne handelingen buiten ons bestek, en zijn naam wordt slechts nog eenmaal in de Nederlandsche geschiedboeken vermeld, toen hij, in 1597, zeer ijverde, ofschoon te vergeefs, tegen den afstand der Spaansche Nederlanden. Hij overleed den 22sten Julij 1610. Zijne afbeelding ziet het licht.
De Graaf van Fuentes was een man van eenen droefgeestigen aard, doch van een uitmuntend verstand, listig en omzigtig in alle zijne ondernemingen, standvastig in het uitvoeren van dezelven en in de krijgskunde zeer ervaren. Als regent was hij te veel tot strengheid genegen, en wordt hij beschuldigd eigen voordeel te zeer beoogd te hebben. Als eene bijdrage tot zijn karakter wordt gemeld, dat hij over den doop