Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 6

[Rommert Friesema]

FRIESEMA (Rommert), zoon van Hetto Friesema, wiens naam ook Friesma, Friesman en Frisma gespeld wordt, werd den 27^sten Mei 1568 tot Grietman van Ooststellingwerf aangesteld, tot belooning dat hij de gebroeders Batenburg bij Harlingen ontdekt had. Wegens zijne Spaanschgezindheid werd hij afgezet en gebannen. Hij diende vervolgens de Spanjaarden en stierf te Groningen in 1581 aan eene wonde, welke hij in een gevecht tegen de staatsche ruiterij bekomen had. Bezijden de voormalige vierschuur, op de kanselarij te Leeuwarden, vindt men aan den muur eene uitstekende vuist of gesloten hand, waaronder het volgende geschreven staat:

Deeze juist is in den jaare 1574, den zeven en twintigsten October, ter ordonnantie van den Hove, gesteld tot memorie dat Carste Luitjes van Oosterwolde, Rommert Friesema, grietman over Stellingwerf Oosteinde, in zeekere executie na smaadige woorden ook feitelijk wedergestaan, gewond en ter aarde geslagen heeft.

Zie Tegenw. staat van Friesl. D. II. St. I. bl. 92; van Sminia, Nieuwe Naaml. van Grietm. bl. 391.