Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 6
(1859)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 248]
| |
en deed zich als een zeer verdienstelijk regtsgeleerde en dichter kennen door zijne werken, die getiteld zijn: Dirk Willemz, dichtstuk. In de Werken der Holl. Maatsch. van fraaije kunsten en wetensch. 's Hage, 1810. 8o. 4de deel. bl, 311-330. De kracht van een cognossement, en het regt van den houder verdedigd, Rott. 1818. 8o. Verhandeling ter beantwoording der vraag: Welke zijn de Regten, het Aanzien en de Waardigheid der Regtsgeleerden in het Romeinsche Rijk geweest, van de vestiging van het gezag van Augustus tot de regering van Keizer Justinianus en deze ingesloten? En welke is de weldadige invloed geweest van die Regten en dat Aanzien, zoo op de openbare regtsoefening, als op den zedelijken toestand der Maatschappij. In de Prijsverhandelingen bekroond en uitgegeven door de derde klasse van het Koninklijk Ned. Instit., Amst. 1822. 4o. Iets over het regt van den lastgever, byzonderlyk in koopmanszaken, Rott. 1824. 8o. Proeve over de ware onafhankelijkheid der regterlijke magt, Rott. 1827. 8o. Iets over de regterlijke magt, en over de betrekking van den Koning tot dezelve, Rott. 1827. 8o. De uitvoerlijkheid van de wet op de regterlijke organisatie nader betoogd, Rott. 1829. 8o. Aanmerkingen op het voorstel van eenige leden der Staten Generaal, tot verandering der wet op de zamenstelling der regterlijke magt en het beleid der justitie, Rott. 1829. 8o. Vergelijkende berekening van het personeel en de bezoldiging voor de regterlijke magt, Rott. 1829. 8o. Woorden over de scheiding tusschen Holland en Belgie in 1830 en 1832, Rott. 1832. 8o. Bedenkingen betreffende eene uitbreiding van het openbaar entrepot te Rotterdam, Rott. 1837. 8o. De Betrekking van den staat tot de godsdienst volgens de grondwet, Rott. 1837. 8o.
Zie de Jong, Naaml. van Boek bl. 180, 659, Supplement, bl. 42; Brinkman, Naaml. van Boek.; Jaarb. van het Kon. Ned. Inst. 1848. bl. XXVIII; Programma van het Prov. Utr. Genootsch. 1845, bl. 4; Cat. van de Prov. Bibl. van Friesl. bl. 365. |
|