bijzonder onderscheidde. De moeijelijkste stukken voerde hij, op het eerste gezigt, met groote naauwkeurigheid op de piano uit. Doch het orgel was vooral het instrument, hetwelk hij beminde. Ten gevolge van onafgebrokene inspanning en oefening bragt hij het dan ook zóó ver, dat hij in 1843, nog geen volle veertien jaren oud, reeds als organist der Doopsgezinde gemeente in zijne geboortestad werd aangesteld, welken post hij, vier jaren lang, met lof vervulde, terwijl hij nu en dan werd aangezocht om zijne talenten bij de inwijding van nieuwe orgels in Friesche dorpskerken te doen hooren. Toen derhalve de betrekking van organist der Groote kerk te Leeuwarden, door het overlijden van zijnen vader, open viel, bestond er geen twijfel, op wien zij zouden worden overgedragen. De jeugdige Frank trad in 1847 als zijn opvolger op, en heeft der Nederduitsche Hervormde gemeente elf jaren lang met zijn uitstekend koraalspel ten dienste gestaan. De orgelconcerten, die hij nu en dan in die kerk gaf, getuigden van zijne toenemende vorderingen, zoowel in het componeren van sonaten, fuga's en variatiën, in de praktische behandeling van het voortreffelijke speeltuig, dat aan zijne zorgen was toevertrouwd. Indien hem een langer leven ware vergund geworden, zou eene buitenlandsche reis, waarbij hij zich voorgenomen had tijdelijk te Leipzig en elders te verblijven, zijn kunstvermogen gewis nog tot hoogere volkomenheid gebragt hebben: want hij had meest alles aan eigene vorming te danken. Bij zijne groote bekwaamheden paarde hij eene ongeveinsde nederigheid en beminnelijke bescheidenheid, die hem over andere kunstenaars steeds met lof deed spreken en zijne eigene verdiensten in de schaduw stellen. Frank overleed te Leeuwarden op den 6den October 1858 en liet bij allen, die hem persoonlijk gekend hebben en zijn vroegtijdig afsterven betreuren, de nagedachtenis van eenen onberispelijken wandel
achter.
Zie Leeuwarder Courant, van 8 en 12 October 1858; Caecilia, Muzik. Tijdschr. van 15 Octob. 1858. No. 20. bl. 182, 183.