getuigenis, waarin hij hoogelijk zijne dapperheid roemt, zoo in het bestrijden van den vijand bij het uitloopen der Dardanellen, als bij den aanval en de vernieling der Turksche schepen in de baai van Fouques, met bijvoeging, dat hij op zijne voordragt door den Senaat van Venetië, wegens de diensten in dat gevecht bewezen, met een gouden ketting vereerd is. In het volgende jaar verwierf hij zich mede grooten lof, bij het vernielen van de bij Malvasia liggende Turksche schepen, en in de deswege aan hem gegevene verklaring van den Venetiaanschen Vice-Admiraal Bataglia, die zich op zijn schip bevond, wordt bepaaldelijk het welslagen dezer hagchelijke onderneming aan zijne overschrokkenheid toegeschreven.
Blijkens eene derde aan hem afgegevene verklaring wegens zijn loffelijk gedrag, door den Venetiaanschen Admiraal Barbaro, was hij, altijd met denzelfden bodem, ook tegenwoordig geweest bij den bloedigen zeeslag van 1651, toen de Venetianen onder aanvoering van Luigi Mocenigo andermaal op de Turken, in den Griekschen Archipel, nabij het eiland Cerigo, eene volkomene overwinning behaalden.
In 1653 nam Fonne deel aan den Zeeslag voor Livorno onder van Galen, en had daarbij het geluk, met zijnen bijkans zinkenden bodem, dezelfde Madonna Della Vigna, het Engelsche schip de Levantsche Koopman met den sabel in de vuist mede te helpen vermeesteren, waarna hij genoodzaakt was zijn eigen schip op het strand te zetten. Verder wordt er van dezen dapperen zeeheld geen gewag meer gemaakt.
Zie (van den Bos) Lev. der Zeeheld, D. II. bl. 103, alwaar hij Fons genoemd wordt; de Jonge, Nederl. en Venetie, bl. 247-243.