[Jacob Floriszoon]
FLORISZOON (Jacob) was een burger van Enkhuizen, die, om de vervolging van het geloof in 1567 de stad verliet, doch er weldra wederkeerde, om zijne medeburgers voor te gaan in het afwerpen van het Spaansche juk en het verdrijven der Spaanschgezinde regenten. Hij schijnt veel invloed op zijne medeburgers uitgeoefend te hebben, en in 1572 door zijne gematigdheid het bloedstorten te hebben voorgekomen. Hij was eerst vaandeldrager en werd daarna tot kapitein bevorderd. Als zoodanig raadde hij het doen van uitvallen af, toen in 1572 de Admiraal François van Boschuysen binnen de stad vreemd krijgsvolk zocht te brengen. ‘Lieve burgers,’ dus waren zijne woorden ‘wij dienen eerst wel te bedenken of wy uittogen, en dat de quaedwilligen die in de stadt blyven ons zelfs buiten slooten, waeren wy dan al te saemen niet bedorven? Dus soude mijn raedt syn, dat wy binnen bleven, en noch een weinig tydts geduld namen en onse stadt wel bewaerden: de schepen konnen ons doch nu niet beschadigen. Boschhuysen en kan altydt niet hier blijven, en als hij sal vertrokken syn mogen wy ook schepen toemaken, en daerbij ontbieden die uit syn.’ Veel bragt hij verder toe om de stad voor den Prins te behouden. Hij was later gedurende vijftien jaren Schout van Enkhuizen, en bekleedde meermalen de Burgemeesterlijke waardigheid.
Zie Bor, Ned. Oorl. B. VI. p. 373 (271), 374 (272), 413 (301); van Meteren, Ned. Hist. D. II. bl. 59, Brandt, Hist. van Enkh. bl. 132, 156, 162, 180.